Ridderzuring (Rumex obtusifolius) is een algemeen voorkomende zuring met grote bladeren en is een van de grotere zuringen in ons land. De plant komt voor op vochtige omgewerkte of verstoorde bodems met veel voedingsstoffen. In de landbouw wordt Ridderzuring in verband gebracht met een structuurprobleem van de bodem: er zit een verdichting. De planten kunnen tot anderhalve meter hoog worden. De wortelstandige bladeren en stengelbladeren in het onderste deel van de plant zijn erg groot, soms tot meer dan twintig cm lang en hebben een duidelijk hartvormige voet. De bladeren hoger aan de stengel en in de pluim zijn spiesvormig en missen de hartvormige voet.
Voortplanting: Ridderzuring bloeit vanaf het tweede levensjaar van juni tot oktober en produceert gemiddeld ongeveer 7.000 zaden per plant per jaar. Een deel van het zaad is al na één week na de bloei kiemkrachtig en blijft dat tientallen jaren. De zaden zitten in vrij zware vruchten die niet door de wind worden verspreid . Verspreiding is dus lokaal, tenzij het maaisel wordt verplaatst of het via mest wordt aangebracht. Vruchten van Ridderzuring zijn maagsapbestendig en komen dus ongeschonden in de mest terecht. Voor vestiging in grasland zijn open plekken nodig van een behoorlijke omvang. Wanneer deze in de herfst zijn ontstaan, geven ze meer kans op vestiging dan wanneer deze in de lente zijn ontstaan. In de herfst heeft Ridderzuring een voorsprong op de grasgroei.
Een kiemplantje heeft slechts 6 á 7 weken nodig om een wortel te ontwikkelen, die opnieuw zal uitlopen wanneer de bovengrondse delen worden weggehaald. De wortel groeit tenslotte uit tot een penwortel. Deze kan meer dan 80% van het gewicht van de plant uitmaken en wel 1,5 meter lang worden. De penwortel bevat veel reststoffen en gaat zich na het tweede jaar vertakken. Belangrijker dan de vertakking van de eigenlijke wortel is de vertakking die optreedt aan de wortelhals. De uitlopers die hier ontstaan ontwikkelen ook weer penwortels waardoor na een paar jaar een dichte groep planten ontstaat. Uit afgebroken worteldelen, door bijvoorbeeld slecht uitsteken, ontstaan gemakkelijk nieuwe planten. Op de bovenste 10 cm van de wortel, eigenlijk een soort ondergrondse stam, zitten slapende knoppen die kunnen uitlopen. Ook kleine stukjes stam (ca. 1 cm), die bijvoorbeeld ontstaan door frezen, kunnen zich ontwikkelen tot planten. (Louis Bolk, 2005).