Skip to main content

Stikstofgehalte

Vrijwel alle stikstof in de bodem komt uit de atmosfeer. Stikstof wordt door bodemprocessen gebonden, maar kan ook weer ontwijken naar de atmosfeer.

Voor plantaardige productie (biomassa) is de stikstofhuishouding wezenlijk. Maar een groot deel van de stikstof is gebonden en niet beschikbaar, door bodemprocessen komt die vrij. Beschikbare stikstof wordt ten eerste gebruikt voor de afbraak van organische stof. De micro-organismen die organische stof afbreken hebben vrij veel stikstof nodig, de aanwezigheid van beschikbare stikstof beïnvloedt daarmee de afbraaksnelheid van plantenmateriaal. Stikstof is daarna beschikbaar voor de plant in de vorm van nitraat (NO3) en ammoniak (NH3).

Er bestaat ook een relatie tussen stikstof en vochtvoorziening. Bepaalde planten kunnen een tekort aan vocht compenseren bij de aanwezigheid van meer stikstof. Droogteschade wordt niet alleen door een tekort aan water veroorzaakt, maar ook voor een deel door tekort aan stikstof [Locher&Bakker, 1991 en 1992].

Er bestaat een sterke relatie tussen de beschikbare stikstof in de bodem, de productie van biomassa en de soortensamenstelling van de vegetatie. Sprangers [1996] constateert dat vanuit een stikstofvoorraad in de bodem bij voldoende vocht mineralisatie en stikstoflevering optreedt. Bij dijken die nog niet zijn verschraald kan variatie in droogte en vocht dus een schommeling in biomassaproductie opleveren.

In figuur 009 is te zien dat stikstof, en met name een overvloed daaraan, de ontwikkeling van een vegetatie met veel verschillende soorten zou kunnen tegengaan. De minst ontwikkelde vegetaties (H1, W1 en ruderale en pioniervegetaties, zie vegetatietypen) staan doorgaans op bodem met veel stikstof. Beter ontwikkelde vegetaties (H3 en W3) staan op bodems die iets schraler zijn.

Figuur 009. Gemiddeld stikstofgehalte (in mg N/kg) (Wamelink-indicatoren) per vegetatietype (VTV2006) (data: WSRL).
Figuur 009. Gemiddeld stikstofgehalte (in mg N/kg) (Wamelink-indicatoren) per vegetatietype (VTV2006) (data: WSRL).

Voor een verklaring van (afkortingen in) de figuur, zie Toelichting op de figuren.

Beïnvloeden stikstofgehalte

De beheerder kan het stikstofgehalte beïnvloeden door het beheer en door een bemesting. Beheer waarbij langdurig gewas wordt afgevoerd, leidt tot verschraling. Dit wordt beschreven bij achtergronden-van-maaibeheer en achtergronden-van-beweidingsbeheer.

Een mestgift kan worden toegepast bij aanleg en in de beheersituatie.

Met name op recent gerijpte gronden waarin relatief weinig stikstof en organische stof aanwezig zijn kan een eenmalige, uitgekiende startbemesting het kiem- en vestigingssucces verhogen. De hoeveelheid en verhouding van de benodigde meststoffen moet worden bepaald met behulp van bodemonderzoek. Zo kan een eenmalige stikstofgift, bij een tekort aan stikstof in het bodemmateriaal, een uitbundige ontwikkeling van Witte klaver vanuit een D1-mengsel op korte termijn doen verminderen. Bij inzaai na half september kan een startbemesting van 40kg N/ha worden overwogen om het talud zo snel mogelijk begroeid de winter in te krijgen. Een hogere mestgift vergroot de kans op doodvriezen in de winter. Maar een mestgift bevordert ook de snelgroeiende, hoogproductieve en concurrentiekrachtige soorten die een doorontwikkeling naar biodiversiteit in de weg kunnen staan. Een startbemesting is daarom niet aan te bevelen als op een gunstig tijdstip wordt ingezaaid en het doel een gevarieerde begroeiing met grassen en kruiden is. [Fliervoet, 1992, p. 28].

Voor de aanleg van een toplaag met natuurtechnisch doel, dus soortenrijkdom, hanteert Fliervoet een percentage van 7,5 – 15 mg/kg mineraal N. Dit advies uit 1992 wordt tegenwoordig niet meer toegepast.

Maar er kan ook in potentie stikstof in de zode aanwezig zijn. Een teruggebrachte graszode kan via mineralisatie op korte termijn veel stikstof vrijstellen waardoor zeker in dat geval geen stikstofgift nodig is bij aanleg.

Wanneer het dijkgrasland een agrarisch nevendoel heeft, kan de productie belangrijk zijn. De beheerder zal dan een keuze moeten maken of een stikstofgift wenselijk is. Zie achtergronden-van-maaibeheer.

Voor de relatie tussen stikstof en probleemsoorten, zie relatie-probleemsoorten-en-omgeving.

Voor de relatie tussen voedingsstoffen, biomassa en beheer, zie voedingsstoffen-nutrienten

Stikstofgehalte bij aanleg:

Hangt af van doelvegetatie, bij voorkeur alleen stikstofgift op basis van uitgekiend bemestingsadvies.