Skip to main content

Monitoring

Sinds 1995 vindt bij waterschappen monitoring van de dijkvegetatie plaats.

Gewoonlijk vindt de monitoring plaats aan de hand van permanente proefvakken met een bepaalde oppervlaktegrootte. De resultaten van de monitoring geven een goed beeld van de samenstelling en -structuur van de dijkvegetatie. Bovendien biedt de monitoring een goed inzicht van waar de goed ontwikkelde dijkvegetaties zich bevinden en waar het juist slecht gesteld is met de dijkvegetatie.

We behandelen onderstaand:

  • De methode en het monitoringsplan
  • Monitoring erosiebestendigheid
  • Monitoring andere beleidsdoelstellingen
  • Permanente proefvakken (PQ’s)
  • Data: opslag en rapportage
  • Een toekomstig protocol voor monitoring

Op een andere pagina kun je meer lezen over monitoring van een waterkering met een drone (RPAS).

Dijkmonitor
Dijkmonitor

Methode

Monitoring is een methode van onderzoek waarbij steeds op een gezet moment op dezelfde locatie hetzelfde onderzoek (analyse) wordt uitgevoerd. Monitoring vindt vaak plaats aan de hand van steekproeven of in vaste of permanente proefvakken.

Een waterkeringbeheerder kan de vegetatie monitoren voor:

  • onderzoek naar de erosiebestendigheid van de bekleding;
  • onderzoek naar de ontwikkeling van beleidsdoelstellingen.

De vegetatie-analyse bestaat uit het vastleggen van alle aanwezige soorten in het proefvak (samenstelling) en beschrijven van de structuur:

  • De vegetatiesamenstelling geeft weer welke soorten aanwezig zijn en in welke mate (abundantie). Speciale aandacht is er voor beschermde, bedreigde en overige zeldzame soorten en voor probleemsoorten.
  • De vegetatiestructuur: Een belangrijk onderdeel van de vegetatie-analyse betreft het beschrijven van de structuur van de vegetatie. Hierbij wordt zowel de bedekking (totaal-%, gras-%, kruid-%, mos-% en kaal-%) als de hoogte van de vegetatie (gemiddeld, minimum- en maximumhoogte, NB: zijn tijdstip-afhankelijk) bepaald door middel van schatting. De analyse van structuur van de vegetatie kan een bijdrage leveren aan de wettelijk verplichte beoordeling van de dijken conform WBI2017. Een hoog aandeel van kruiden die in de winter alleen ondergronds aanwezig zijn kan in de winterperiode zorgen voor een kale aanblik van het talud. Het aandeel van open plekken is bepalend of de grasbekleding gesloten, open of fragmentarisch is. Een relatief hoge vegetatie in de zomer kan duiden op voedselrijke omstandigheden waarvan vooral hoogopgaande (vaak ruigte-)kruiden profiteren. Een vegetatie met een hoog aandeel aan hoogopgaande (ruigte)kruiden heeft vaak een matige of slechte bedekking op maaiveldniveau. Zie ook de vegetatietypen volgens de VTV2006.

Voorbeeld van een onderzoeksmethode.

Monitoringsplan

Het is nodig vooraf een monitoringsplan te maken en daarbij o.a. vast te leggen:

  1. Wat is het monitoringsdoel: op welke vraag wil je antwoord geven door dit onderzoek?
  2. Wat is de afbakening: wat wil je niet doen?
  3. Wat is de informatiebehoefte: wat wil je precies weten?
  4. Welk tijdsperiode is het monitoringsprogramma nodig om een goede conclusie te kunnen trekken?
  5. Welk areaal moet worden onderzocht en worden hierbinnen willekeurige steekproeven gedaan, representatieve permanente proefvakken gekozen of wordt de hele vegetatie opgenomen?
  6. Hoe wordt het areaal ingedeeld (verschillende vakken), ingericht (grensmarkeringen en aanduiding van akken) en onderhouden (duidelijk beschreven wat in welk vak wordt gedaan) zodat de juiste conclusies kunnen worden getrokken?
  7. Kunnen de uitkomsten van de analyse absoluut worden bepaald (ten opzichte van vaste normen) of relatief (ten opzichte van een referentiegebied)?
  8. Hoe moeten de monitoringsgegevens worden vastgelegd (geografische ligging, in welk vegetatieregistratiesysteem, hoe geleverd aan de waterkeringbeheerder, is het overdraagbaar naar het databeheersysteem van de waterkeringbeheerder, wil je de gegevens leveren aan derden (NDFF))?
  9. Wat zijn externe invloeden die de uitkomsten kunnen beïnvloeden en hoe worden die meegenomen in het monitoringsprogramma?
  10. Wat zijn de uren/kosten en de detailplanning voor de uitvoering?

Monitoring erosiebestendigheid

Zie Grasbeoordeling in het veld.

Sinds 1 januari 2017 kan de oude methode van de VTV2006 niet meer worden gekoppeld aan de kwaliteit van de grasbekleding (gesloten / open / fragmentarisch) omdat dit verband nog niet is aangetoond.

Monitoring beleidsdoelstellingen

Voor het onderzoek naar de ontwikkeling van beleidsdoelstellingen kan de waterkeringbeheerder elke methode kiezen die hij wil. Wanneer het beleid werkt met vegetatietypen volgens de VTV2006, dan kunnen die prima worden gemonitord volgens de methode uit de VTV2006.

Permanente proefvakken (PQ’s)

Vanaf 1996 heeft een aantal waterschappen besloten de ontwikkeling van de vegetatie op de dijken op regelmatige basis te evalueren. Hiertoe is een monitoringsysteem ontwikkeld waarbij op basis van permanente proefvakken de vegetatiesamenstelling en -structuur wordt geanalyseerd en beschreven.

Permanente proefvakken worden ook wel permanente quadraten (pq’s) genoemd. Ze hebben een vaste afmeting en worden nauwkeurig vastgelegd ten opzichte van een vast punt (vaak dijkpaal) en tegenwoordig met behulp van GPS. De ligging van de permanente proefvakken moet zodanig zijn dat de vegetatiesamenstelling ervan representatief is voor de rest van de te onderzoeken (homogene) vegetatie of beheereenheid. Bij verandering van beheervormen op een traject moet de beheerder dus beoordelen of het proefvak nog representatief is.
De oppervlaktegrootte van permanente proefvakken voor vegetatieonderzoek op dijken moet minimaal circa 25 m² bedragen. Deze areaalgrootte is de oppervlakte waarbij verreweg de meeste (95-98%) van alle aanwezige plantensoorten in een homogene vegetatie of beheereenheid worden aangetroffen. Bij een kleinere oppervlakte worden soorten gemist terwijl er bij vergroting van de oppervlakte nauwelijks nog soorten bijkomen.

Data: opslag en toepassing

Essentieel voor het analyseren van de vegetatiegegevens is het opslaan van de data in een geschikt systeem. Veel adviseurs hebben eigen pakketten waarin de opnames per locatie in een database worden ondergebracht, een voorbeeld daarvan is TurboVeg.

Het programma kan de gegevens exporteren in verschillende formats zoals Excel, Cornell Condensed Format Files (CCFF) onder andere voor Twinspan en Canoco voor verdere analyse. Turboveg kan ook GIS-gegevens exporteren naar shape-files en Google Earth.

Turboveg wordt uitgegeven door Alterra, Wageningen.

De ruwe vegetatiedata worden verwerkt en bewerkt met behulp van geavanceerde rekenprogramma’s waarbij elke vegetatieopname (en dus elk proefvak) wordt toebedeeld aan een van de vegetatietypen van de beleidsmatig gekozen vegetatietypologie.

Uiteraard is het ook mogelijk de exports te analyseren in Excel of in een GIS-systeem.