Skip to main content

Overige uitvoeringsaspecten maaibeheer

Op deze pagina gaan we in op overige uitvoeringsaspecten van het maaien.

Het is deels een samenvatting van uitvoering maaibeheer maar dan anders geordend, en deels een aanvulling daarop als het een generiek onderwerp betreft.

We gaan in op:

  • Maaifrequentie
  • Maaitijdstippen
  • Maaihoogte voor- en najaar
  • Maaimaterieel
  • Vervuiling van maaisel
  • Contractbepalingen brandende en rollende hooirollen

Ander pagina’s gaan over:

  • maaibeheer: Waarom maaien?, rekening houden met andere functies, beheerdoelen van maaien, voor- en nadelen van maaien
  • achtergronden van het maaibeheer : effect maaien op vegetatie en doorworteling, vegetatiestructuur, bemesting, gefaseerd maaien, schadebeelden
  • maaisel : het wel of niet afvoeren van maaisel, hergebruik daarvan, vervuiling van maaisel en contractbepalingen risico’s maaisel
  • uitvoering maaibeheer : vijf maaivormen vergeleken op effect, uitvoering, risico’s en maaisel

Maaifrequentie

De frequentie van maaibeheer hangt af van de omstandigheden en het doel (functie en streefbeeld). In onderstaande tabel staat een globale weergave die natuurlijk per locatie en per seizoenontwikkeling kan afwijken. Zie ook de informatie over gefaseerd maaibeheer.

Frequentie (per jaar)OmstandighedenDoel
1x, afvoeren1

Waterkering met een zandige en/of voedselarme toplaag en een lage biomassaproductie (max. 4 ton/ha/jaar droge stof 2 ).

Of daar waar de grasbekleding cosmetisch is en een ecologische doelstelling heeft.

In stand houding schrale zode zonder deze uit te putten.
2x, afvoeren1Gemiddelde biomassa (5-7 ton/ha/jaar droge stof).In stand houden zode en afvoeren voedingsstoffen.
3x, afvoeren1Te hoge biomassaVersneld afvoeren voedingsstoffen.

2x, klepelen

of maaizuigen

Berm langs rijwegWegbeheer, zonder ecologische doelstelling. Maaizuigen leidt wel tot verschraling.
6x, maaien en afvoeren of klepelen

–          Kruispunten

–          Stedelijk gebied, recreatieve zone

–          Verkeersveiligheid

–          Medegebruik en toegankelijkheid

Meer dan 6x/jaar, maaisel blijft liggenGazonbeheerTuin
  1. Maaien-drogen-afvoeren: ‘hooien’
  2. Gegevens biomassa ontleend aan [Fliervoet, 1992]

Maaitijdstippen

Maaitijdstippen in de tabel zijn bij benadering, dit schema moet niet te star worden toegepast. De biomassaproductie bepaalt de tijd op verschillende momenten in het seizoen. Ook een eventuele natuurdoelstelling (denk aan bloemdijken) heeft invloed op de tijdstippen. Naarmate de biomassaproductie lager en de soortenrijkdom hoger is, kan het tijdstip van de voorjaarsmaaibeurt vroeger, of juist later in de tijd worden gepland. Ook de temperatuurontwikkeling (temperatuursom) in het voorjaar heeft grote invloed op tijdstip van bloei en zaadzetting. De beheerder kan ook kiezen voor gefaseerd maaien waarbij andere tijden gelden. Tot slot vormt droogte een bepalende factor: het is niet raadzaam tijdens grote droogte te maaien omdat daardoor schade aan de grasmat kan ontstaan.

Van der Zee [1992] adviseert op grond van waterstaatkundige eisen een eerste maaitijdstip van half juni en een tweede keer rond eind augustus / begin september. Fliervoet [1992] adviseert bij beheervormen met een geringe mestgift een schema in mei en augustus. De reden van de vroege maaibeurt is de hogere voederkwaliteit van het gras. Boer en Schils [2011] noemen de mogelijkheid van maaien in mei-juni afhankelijk van de omstandigheden en het beheerdoel, waarin ze biodiversiteit betrekken.

Tabel: Tijdstip voorjaarsmaaibeurt per type dijkgrasland

Type dijkgraslandVoorjaarsmaaibeurt
Voederwinning (agrarisch nevendoel)Begin / medio mei
Hoge biomassaproductie met evt. probleemsoortenBegin-medio mei / 2e helft mei
Hoge biomassaproductie zonder probleemsoorten1e helft mei / 1e helft juni
Matige biomassaproductie, matig soortenrijke dijkvegetatieOmstreeks 15 juni
Matige biomassaproductie, soortenrijke dijkvegetatieNa 15 juni
Lage biomassaproductie, zeer soortenrijke dijkvegetatieNa 21 juni of in augustus

Bij sterke grasgroei in het vroege voorjaar aangepast maairegiem:

  • maaien vóór 15 mei met afvoer van het maaisel: piek in grasgroei wordt aangepakt waardoor de gewenste soorten kruiden een (tijdelijke) voorsprong krijgen waardoor de soortenrijkdom en met name de bloemrijkdom (sterk) wordt bevorderd. Het is niet gewenst om het maaisel enkele dagen te laten liggen om de zaden te laten afrijpen en uitzakken. Direct afvoeren verhoogt de afvoer van nutriënten en maakt het product aantrekkelijker voor een afnemer.
  • eventueel vroege maaibeurt (vóór 15 mei) vervangen door (druk)beweiden tot 15 mei.

Maaihoogte

[Evans [1971] onderzocht het mechanisme van hergroei van gras. Zijn studie naar het effect van maaien op 2,5, 5 en 7,5 cm hoogte op de wortelgroei van Engels raaigras in monocultuur toonde aan dat hoe korter er werd gemaaid hoe lager de wortelgroei was en hoe langer het duurde voordat de groeisnelheid gelijk was aan het niet-gemaaide gras. Te kort maaien is dus niet verstandig.

Het Handboek melkveehouderij [WUR, 2017/18] stelt dat het voor een goede graslandverzorging een maaihoogte van 7 à 8 cm optimaal is. Limaigrain stelt op eigen website dat te hoog of te diep maaien een grote invloed heeft op de hergroei. Bij dieper maaien worden de groeipunten deels geraakt, met tragere hergroei tot gevolg.

Sprangers [1996] stelt dat de grasmat ‘kort’ (maximaal 10 cm.) de winter in moet gaan. Lang gras gaat na verloop van tijd liggen en veroorzaakt een pollige structuur. Hij beveelt eventueel een extra maaibeurt aan als de hergroei in het najaar dat vereist. Daar kijken we tegenwoordig iets genuanceerder tegen aan als andere beheerdoelen, zoals biodiversiteit, ook eisen stellen. Let in het najaar vooral op de samenhang van gewashoogte en de biomassa. Een tamelijk open vegetatie met een lage biomassa, mag langer dan 10-15 cm. de winter in gaan, omdat het risico van liggend en verstikkend gewas verwaarloosbaar is. Ook is in de praktijk waargenomen dat een wat langer grasblad (15-20 cm) tijdens een hoogwatersituatie beschermend werkte tegen de eroderende werking van het water.

Bij de voorjaarsmaaibeurt (juni) moet de maaihoogte lager zijn dan bij de najaarsmaaibeurt. Na de voorjaarsmaaibeurt heeft de vegetatie voldoende tijd en mogelijkheid om weer tot volle wasdom te komen. Bij een lage maaihoogte kan het zonlicht optimaal het maaiveld bereiken waardoor kieming en vestiging van plantensoorten wordt bevorderd, bij droogte kan dit een nadeel zijn. Na de najaarsmaaibeurt (september) verloopt het herstel van de vegetatie langzamer en is het herstel sneller naarmate de maaihoogte hoger is (waardoor meer fotosynthetisch actief blad gespaard blijft). Een te open vegetatie in het najaar kan aanleiding zijn om de grasbekleding kort af te maaien en eventueel door te zaaien.

Soms is maaihoogte een eis van uit de Wet natuurbescherming zoals voor amfibieën (rugstreeppad).

De impact van een lager afgestelde maaibalk kan groot zijn voor insecten. Een maaihoogte van 7-8 cm. leidt tot een 5 maal hogere sterfte onder van vegetatie bewonende insecten dan een maaihoogte van 12 cm [De Jong&Spijker, 2017].

Maaimaterieel

Er is veel materieel inzetbaar voor het maaiwerk. In onderstaande tabel wordt een vergelijking gemaakt van de inzetmogelijkheden. Veiligheid voor personeel en omgeving is van belang, maar behandelen we niet.

Tabel afweging onderhoudsmaterieel.

MethodeToepassingVoor- / nadelen

Cyclomaaier, schotelmaaier, trommelmaaier (of vergelijkbaar)

 

Gewas door van onder of van boven aangedreven schotels met korte mesjes afgesneden  en weinig beschadigd op rillen gezet; afvoer in 2e gang Algemeen toegepast

Voordeel: goede methode voor grootschalig  maaien van gras inclusief mogelijk verhoute vegetatie . Goed mee te sturen waar je wilt maaien.

Nadeel: alleen in te zetten met grote machines.

Cirkel(slag)maaierGewas afgesneden door aan rotoren bevestigd lang slagmes, waardoor kneuzing en verkleining plaatsvindt en het gewas verspreid wordt; in principe geen afvoer.Als bovenstaande, maar meestal in lagere vegetatie (tot 25 cm. hoog)
Maaibalk

Gewas afgesneden door heen en weer bewegende messen, bevestigd aan een messenrug met vingers

die het gras scheiden (bij een messenbalk zijn de vingers zeer kort of vervangen door messen

Maaisel in een andere werkgang afvoeren

Algemeen toegepast

hoge/zware niet legerende gras/kruiden-vegetatie

Voordeel: als bij cyclo. En de maaibalk is in te zetten op grote en kleine machines waarna afvoer van maaisel mogelijk is.

Nadeel: geen

Klepelen

Kapot slaan van gras, maaisel laten liggen

Vaak toegepast bij wegbermen en verkeersgevaarlijke locaties op dijken, soms bij lastig te beheren taludhoeken.

Voordeel: relatief goedkope methode (geen afvoer maaisel), geschikt voor grasbekleding zonder erosiebestendigheidseis.

Nadeel: maaisel blijft liggen en kan tot verruiging of een viltlaag leiden.

Maai-zuigcombinatieToegepast met klepel- of cirkelmaaiers; maaisel direct afgevoerd naar opvangwagen door zuigsysteem. Toegepast op lastig te beheren of onveilig te bewerken percelen waar afvoer van maaisel gewenst is.

Voordeel: Toch afvoer van maaisel, slechts één werkgang, in te zetten bij bestrijden van plaagsoorten

Nadeel: Zware machines, duurdere vorm, nat maaisel, voert ook zaden en kleine fauna af. Beperkt bereik met smalle werkgang.

KorfmaaierGazonbeheerAlleen toepasbaar op kleine percelen.
Bosmaaier

Handmaaier waarbij het gewas wordt afgesneden door een horizontaal draaiende maaikop met nylon-

Voor slecht bereikbare hoekjes en rond objecten.

Voordeel: precies mee te werken in kleine vlakken.

Nadeel: maaisel blijft vaak liggen bij object waardoor de zode verruigt en vervilt.

Mede ontleend aan [Wilbrink, 2016, Spijker er al, 1995].