Ontwikkeling potentieel ecologisch waardevolle dijken
Een beheerpilot gericht op ontwikkeling en behoud van bloemrijkere dijken. Onderzoeksvraag: welke effect heeft maatwerk in beheer op de ontwikkeling van flora en fauna op potentieel ecologisch waardevolle dijken? Onder ‘potentieel ecologisch waardevol’ verstaat Rivierenland dat de al aanwezig vegetatie kenmerken vertoont van hoog potentieel aan bijzondere soorten.
Opzet
Een beheerpilot gericht op ontwikkeling en behoud van bloemrijkere dijken. Het reguliere vegetatiebeheer bestaat uit twee keer maaien en afvoeren, met de eerste maaibeurt in de periode 1 juni – 15 juli en de tweede maaibeurt in de periode 15 augustus – 10 oktober. Vooral de eerste maaibeurt valt juist in de bloeipiek van de gangbare dijkvegetaties waardoor de bloemrijkdom en de diversiteit aan bloembezoekers bij dit beheer in de voorzomer tegenvalt. Op een aantal kansrijke dijktrajecten start dit jaar een driejarige pilot met twee beheervarianten die mogelijk beter presteren ten aanzien van bloemrijkdom en bloembezoekers, zonder dat de technische kwaliteit van dijken in het geding komt.
De eerste beheervariant (vervroegd maaien) is toegespitst op voedselrijkere bodems en bestaat er vooral uit dat de eerste maaibeurt wordt vervroegd en voor 15 mei moet zijn uitgevoerd. De tweede maaibeurt blijft in feite ongewijzigd en valt na 15 augustus.
De tweede beheervariant (cyclisch beheer) wordt toegepast op iets voedselarmere bodems en betreft een vorm van cyclisch beheer op een groter dijkvak, waarbij de eerste maaibeurt van dijkvak-deeltrajecten volgens een vast schema verspringt over de jaren.
Door deze verspringende beheermomenten, zijn er op de dijk als geheel altijd plekken te vinden waar nog niet is beheerd en dus bloei mogelijk is. Daardoor kunnen planten met verschillende bloei- en zaadzettingsperioden tot ontwikkeling komen en zijn er mogelijk betere overlevings- en voortplantingsmogelijkheden voor allerhande (entomo-)fauna, inclusief bloembezoekers. Deze beheervariant lijkt tot op zekere hoogte op het op entomofauna gerichte sinusbeheer.
Het onderzoek richt zich primair op het volgen en vastleggen van wat de beheervarianten betekenen voor de bloemrijkdom. Wanneer het echter binnen de pilotopzet past, wordt het ook op prijs gesteld wanneer het effect op de dijkfauna in beeld wordt gebracht.
Verwachte effecten van de beheervarianten
De pilot start in 2018 en heeft een looptijd van drie jaar. Drie jaar is ecologisch gezien een zeer korte periode. Zo kort dat binnen dit tijdsbestek geen grote veranderingen zijn te verwachten in de locatie-gebonden soortsdiversiteit van flora en fauna. Verschuivingen in de soortsabundantie en populatiegrootte liggen wel voor de hand en dan vooral bij soorten met een korte, hooguit 1- of 2-jarige levenscyclus. De meest opvallende veranderingen zullen echter samenhangen met de fenologische verschillen in de vegetatie onder invloed van de maaitijdstippen. Het al dan niet aanwezig zin van bloei op een bepaald moment is immers direct afhankelijk van het maaitijdstippen. De maaitijdstippen zijn daardoor ook van doorslaggevend belang voor bloembezoekers als bijen, zweefvliegen en dagvlinders.
Voor het volledige rapport en de geuanceerde conclusies: zie download onderaan de pagina.
Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van Waterschap Rivierenland en begeleid door bioloog Ivo Raemakers (Ecologica).