Skip to main content

Standplaatsomstandigheden

De standplaats of groeiplaats van de vegetatie kent omstandigheden die van invloed zijn op de samenstelling en de structuur van de vegetatie. Die zijn bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden (potentie) van de vegetatie.

De belangrijkste standplaatsomstandigheden zijn:

Een deel van deze aspecten kan alleen worden bepaald met behulp van een bodemonderzoek aan de hand van een vast protocol.

Het onderzoek Future Dikes trekt de volgende conclusie over drie standplaatsfactoren en de doorworteling / vegetatie [Liebrand e.a., 2024, rapport thema 1, p.8 en 58]:

"Soortenrijke grasbekledingen zijn het sterkst als ze een groot aantal kruiden bevatten met een significante invloed op de fijne doorworteling, terwijl ze niet in een hoge bedekking voorkomen. Deze bekledingen treffen we aan bodems waarbij gehaltes aan lutum en organische stof zodanig zijn dat waterretentiecapaciteit en fijne doorworteling worden bevorderd.

Op basis van de uitgevoerde analyses op proefvakniveau kan worden geconcludeerd dat, teneinde een sterke soortenrijke grasbekleding te verkrijgen, drie factoren essentieel zijn: 

  • Voldoende fijne wortels.
  • Een egale wortelmat met beperkte spreiding van de algehele wortelmassa. Dit hangt sterk samen met de waterretentiecapaciteit van de toplaag.
  • Een voldoende hoge waterretentiecapaciteit van de gehele toplaag, wat in de praktijk neerkomt op een voldoende hoge lutumfractie, organische stofgehalte en de juiste verdichtingsgraad. Merk op dat dit met name geldt voor de bodemtypes (zavel) zoals beschouwd binnen Future Dikes. Voor (zwaardere) klei en zand zal het belang van deze factoren mogelijk anders zijn."

In het veld zijn ook met het blote oog verschillen waarneembaar: bijvoorbeeld het vochtgehalte van de bodem. De vegetatie op zeer droge of zeer vochtige locaties past zich aan de omstandigheden aan. Een ervaren inspecteur of beheerder zal dit na verloop van tijd eenvoudig herkennen.