Skip to main content

Typologie Liebrand 2021

Ecoloog C. Liebrand (EurECO) heeft in samenwerking met N. van Rooijen (WUR) in 2021 een nieuwe typologie samengesteld op basis van een analyse van ca. 5.000 vegetatieopnamen op dijken in Nederland.

In het achtergronddocument is meer te lezen over zijn aanpak. Hier volgt een samenvatting.

Liebrand baseert zijn typologie op data-analyses en literatuuronderzoek. De indeling bestaat uit een aantal groepen die worden gekenmerkt door:

  • kensoorten
  • differentiërende soorten
  • constante soorten
  • begeleidende soorten.

Een kensoort is een soort die binnen en bepaald geografisch gebied in één plantengemeenschap meer voorkomt dan in alle andere plantengemeenschappen, dus daar haar optimum heeft. Een differentiërende soort is een soort die in een bepaalde plantengemeenschap meer voorkomt dan in bepaald andere, daarmee vergeleken plantengemeenschappen. Constante soorten zijn soorten die in meer dan 60% van alle opnamen van een bepaalde plantengemeenschap voorkomen. Alle overige soorten zijn samen te vatten als begeleidende soorten.

Een nadere beschouwing van alle beschikbare vegetatieopnamen, de standplaatsfactoren op alle typen dijken in Nederland en de ontwikkelingsstadia van de dijkvegetatie heeft ertoe geleid dat er nog een aantal rompgemeenschappen is toegevoegd aan de primaire typologie.  Rompgemeenschappen zijn grotendeels verarmde varianten van plantengemeenschappen of een tijdelijke tussenvorm tussen recent ingezaaide vegetaties (veelal D1 en D2) en verschillende, verder ontwikkelde, vegetatietypes. Want naast tamelijk goed omschreven associaties en subassociaties komen deze voor. De toedeling tot een van de verarmde varianten indiceert wel in welke richting de vegetatieontwikkeling zal verlopen als bijvoorbeeld het beheer wordt verbeterd.

Ontwikkeling vegetatietypen door beheer

De toedeling tot een van de verarmde varianten indiceert in welke richting de vegetatieontwikkeling zal verlopen als bijvoorbeeld het beheer wordt verbeterd. Rompgemeenschappen van klasse 16 zullen zich dan naar verwachting ontwikkelen richting een van de associaties van klasse 16, rompgemeenschappen van klasse 14 richting een van de associaties van klasse 14.

Bij verschaling als gevolg van verschralend beheer kan een ontwikkeling van een associatie van klasse 16 naar een associaties van klasse 14 optreden. Bij verrijking als gevolg van een te extensief beheer of laten liggen van het maaisel kan een ontwikkeling van een associatie van klasse 14 naar een associatie van klasse 16 optreden. Een dergelijke ontwikkeling kan verlopen via een van de rompgemeenschappen.

21 vegetatietypen

Liebrand is hierdoor tot een indeling gekomen met 21 vegetatietypen die hij heeft geplaatst in een assenstelsel met twee assen.

  • De centrale verticale as verloopt van zandig-kalkrijk via kleirijk naar zandig-kalkarm.
  • Horizontale vertakkingen met:
    • Jonge dijken: recent aangelegd of verbeterd, veelal ingezaaid met standaard dijkenmengsels D1 of D2 (twee stadia: 0–4 jaar oud en 5-9 jaar oud)
    • Minder zware, kalkrijke dijken: IJssel (twee stadia: enigszins droge grond en droge tot zeer droge grond)
    • Minder zware, kalkarme (droge) dijken: Maas, Overijsselse Vecht, Oude IJssel
    • Verruigde dijken: dijken met geen of te extensief beheer waardoor verruiging optreedt (drie verruigingsstadia).

Afbeelding 027.1 toont in vogelvlucht de indeling via de assen.

Afbeelding 027.2 de verdeling over stroomgebieden in Nederland.

Afbeelding 027.3 toont een detail van de typologie die in zijn geheel als pdf is te downloaden.

Fig 027.1 Vegetatietypologie Assenstelsel [Liebrand, 2021]
Fig 027.2 Vegetatietypologie Assenstelsel stroomgebieden [Liebrand, 2021]
Fig 027.3 Vegetatietypologie detail [Liebrand, 2021]