Bij aanleg bepaalt de zaaidichtheid de snelheid van sluiting van de zode en de ruimte voor meer soortenrijkdom.
Bedenk dat een deel van het zaad mogelijk niet de eerste groei- en bloeiperiode tot ontwikkeling komt. Daar kan een groeiseizoen overheen gaan.
In snelle opkomende graszaadmengsels komen vaak concurrentiekrachtige soorten voor, zoals varianten van Engels raaigras. Soorten die zich van nature verspreiden krijgen hierdoor een kleinere kans. Door te variëren met de hoeveelheid zaad kan toch ruimte ontstaan voor deze soorten. Fliervoet [1992] adviseert afhankelijk van het tijdstip van inzaaien zo weinig mogelijk zaad te gebruiken, waardoor de ontwikkeling van een gevarieerde vegetatie enigszins worden bevorderd. Hij adviseert bij inzaaien in het voorjaar en nazomer niet meer dan 30 kg/ha. In combinatie met zelf gewonnen zaad of een kruidenrijk maaisel acht hij een hoeveelheid van 20 kg/ha al voldoende. Liebrand [1999] beschrijft dat hoge dichtheden met 70 kg/ha Engels raaigras de ontwikkeling van soortenrijke vegetaties vertraagt. Zaaien van de eenjarige soort Italiaans raaigras in een lage dichtheid van 20-25 kg/ha lijken niet tot vertraging te leiden. Ook deze dichtheden leidden tot erosiebestendige zoden.
Er zijn geen andere wetenschappelijke bronnen bekend die de zaaidichtheid op dijken verder onderbouwen.
Enkele algemene principes voor dichtheden in relatie tot nieuwe inzaai, doorzaai en spontane ontwikkelingen, zijn:
Onderstaand voorbeeld is op basis van inschatting van experts. De waterkeringbeheerder dient hierin zijn eigen keuze te maken.
Versie 2021-07-02, download als pdf.