Planten kunnen kalkminnend zijn en daarmee regionaal gebonden.
Het kalkgehalte is van invloed op de vegetatiesamenstelling omdat bepaalde soorten kalkminnend zijn, bijvoorbeeld Ruige leeuwentand, Echt bitterkruid, Wilde chichorei en Ruige weegbree. De soorten kunnen daarmee ook van regionale waarde zijn, zie Bodemtypen, -spreiding en -processen. Maar omdat het kalkgehalte niet van invloed is op de sterkte van de graszode en deze moeilijk is nauwkeurig samen te stellen, worden geen eisen geformuleerd voor de aanleg.
Fliervoet [1992, tabel 7] hanteert bij een een natuurtechnische zode een richtlijn voor het kalkgehalte van 0,3 – 6,5%. Overweeg bij de aanleg of een kalkgift bij die aanleg blijvende invloed heeft op de gewenste vegetatie. En of kalkminnende vegetatie van nature voorkomt in de regio.
Kalkgehalte bij aanleg: