De functies van de grasbekleding, de standplaats en een groot aantal andere aspecten bepalen welke maaivorm de beheerder kiest en hoe hij het maaibeheer optimaal uitvoert. Deze aspecten bepalen vervolgens de kwaliteit, soortensamenstelling en structuur van de grasbekleding.
Wanneer we op deze website spreken over ‘maaien’ bedoelen we in eerste instantie de methode waarbij het gewas wordt gemaaid, het maaisel enkele dagen droogt, en het maaisel wordt verzameld en afgevoerd. Dit wordt ook wel ‘hooien’ genoemd. Klepelen of gebruik van de maai-zuigcombinatie zijn andere vormen, die we expliciet zo noemen als die de orde komen.
We gaan onderstaand in op:
- Waarom maaien?
- Rekening houden met andere functies
- Beheerdoelen van maaien
- Voor- en nadelen van maaien
Andere pagina’s gaan over :
- achtergronden van het maaibeheer : effect maaien op vegetatie en doorworteling, vegetatiestructuur, bemesting, gefaseerd maaien, schadebeelden
- maaisel : het wel of niet afvoeren van maaisel, hergebruik daarvan, vervuiling van maaisel en contractbepalingen risico’s maaisel
- uitvoering maaibeheer : vijf maaivormen vergeleken op effect, uitvoering, risico’s en maaisel
- overige uitvoeringsaspecten : maaifrequentie, maaitijdstippen, maaihoogte voor- en najaar, maaimaterieel
Waarom maaien?
Maaien (of beweiden) is noodzakelijk om een erosiebestendige grasbekleding te ontwikkelen of te herstellen, en in stand te houden. Anders ontwikkelt deze zich tot een ruigte en krijgen hoog opschietende vaste planten en houtachtige gewassen een kans. [TAW, 1999] Daarnaast maait een beheerder omdat hij rekening houdt met andere functies van de waterkering (zie onderstaand). De wijze en het tijdstip van maaien bepalen hoe de vegetatie met doorworteling zich kan ontwikkelen, welke plantensoorten zich kunnen vestigen en handhaven, hoe de ruimtelijke structuur wordt. Die structuur ontstaat door de verdeling van plantensoorten over het talud, de hoogteverschillen en bedekkingsgraden. Kortom: maaien is samen met beweiden één van de belangrijkste factoren die de grasbekleding vormt.
Hiernaast vatten we enkele hoofdpunten van de erosiebestendigheid kort samen.
Erosiebestendigheid en eisen WBI2017
De volgende factoren bepalen de erosiebestendigheid van de grasbekleding:
- het type vegetatie, de vitaliteit, de kwaliteit en dichtheid daarvan;
- de kwaliteit, diepteverdeling en dichtheid van de doorworteling;
- de aanwezigheid van beschadigingen;
- de mate van microreliëf (oneffenheid) van het maaiveld.
Achtergronden hierover kun je lezen op andere pagina’s:
Maaien houdt de vegetatie en doorworteling vitaal en dus erosiebestendig, maar het maaimaterieel kan schades veroorzaken en beïnvloedt bijv. de dichtheid van de bodem. Langdurig maaien en afvoeren van maaisel verarmt de bodem en leidt tot een open vegetatie (problemen grasbekleding). Maaien levert dus ook risico’s op. Bij de achtergronden van het maaien en de maaivormen (uitvoering maaibeheer) gaan we hier verder op in.
Rekening houden met andere functies
De grasbekleding dient ook andere functies, zoals stedelijke, agrarische, landschappelijke, en ecologische. Deze bepalen de doelvegetatie en de wijze waarop de beheerder het maaibeheer uitvoert. Ook de omgeving waarin het gras staat, bepaalt het maaibeheer. Deze factoren bepalen de wijze en frequentie van maaien. Dit komt aan bod bij beheerdoelen van maaien.
Omdat elke situatie anders is, zijn geen exacte voorschriften te gegeven voor welke maaivorm je kunt toepassen of wat de geschiktheid daarvan is. In principe bepalen de omstandigheden ter plekke het beheer van de grasbegroeiing.
Beheerdoelen van maaien
De omgeving en het doel van de beheerder stellen dus aanvullende eisen aan de grasbekleding. De beheerder kiest beheerdoelen die horen bij de andere functies.
De situaties die horen bij de beheerdoelen benoemen we onderstaand. De beheerder bepaalt het bijhorende doel.
- Stedelijk gebied: onder gras in stedelijk gebied verstaan we de openbare groene taluds die geen verkeersfunctie hebben en niet bij huispercelen horen. Vaak is dit speel- of uitlaatgebied waar een beperkte grashoogte is toegestaan (‘ruw gras’).
- Verkeerssituatie: zichtlijnen voor weggebruikers zijn vrij van vegetatie.
- Rond huizen: wensen van eigenaren en bewoners voor gazonbeheer.
- Standaard gras: geen specifieke aanvullende wensen.
- Bloemrijk gras: de beheerder wil soortenrijkdom en biodiversiteit bevorderen.
- Jonge zode: er is recent werk uitgevoerd waardoor de grasmat in ontwikkeling is.
- Beschermde soorten Natuurbeschermingswet: de beheerder moet rekening houden met flora- en faunasoorten die beschermd zijn en volgt hiervoor een specifiek beheerplan.
- Ongewenste situatie: er zijn probleemsoorten aanwezig.
In onderstaande tabel geven we een indicatie voor de maaivorm in relatie tot het beheerdoel bij deze situaties. De tabel geeft een indicatie en scoort met + en – de geschiktheid van de onderhoudsvorm voor het beheerdoel. Op de pagina uitvoering maaibeheer gaan we verder in op de onderhoudsvorm.
Tabel maaivorm in relatie tot beheerdoel bij een bepaalde situatie.
De scores in deze tabel zijn relatief ten opzichte van elkaar in één kolom.
MAAIVORM | STEDELIJK GEBIED | VERKEERS- SITUATIE | ROND HUIZEN | STANDAARD GRAS | BLOEMRIJK GRAS | JONGE ZODE | BESCHERMDE SOORTEN NBW | ONGEWENSTE SITUATIE (1) |
2x maaien en afvoeren | - - | - - | +- (2) | ++ | ++ | +- | ++ | - - |
1x maaien en afvoeren | - - | - - | - - | ++ +- | ++ +- (3) | -- | ++ (3) | - - |
Gazonbeheer 16x maaien en maaisel laten liggen | + | + | ++ | - - | - - | - - | - - | +- |
Maai-zuig 2x | +- | ++ | - - | - | - - | - - | - - | +- |
Maai-zuig 6x | ++ | ++ | - - | - | - - | - - +- (5) | - - | +- |
Ruw gras 6x maaien en maaisel laten liggen | ++ | ++ | +- | - - | - - | +- (4) | - - | +- |
Noten:
- Onderhoud bij ongewenste situaties is altijd maatwerk afhankelijk van de schade, de probleemsoort en de omstandigheden.
- Er zijn bewoners die willen bijdragen aan ontwikkelen van biodiversiteit.
- Bloemrijk gras en beschermde soorten ontwikkelen vaak in schralere omstandigheden. Bij afname van biomassa kan 1x maaien en afvoeren voldoende zijn. Stem dit af op de bloei- en zaadvorming van aanwezige plantensoorten.
- De jonge zode kan op dijken van verse klei bij het ontwikkelingsbeheer gebaat zijn bij vaker maaien en het laten liggen van maaisel. Het organisch stofgehalte en het bodemleven nemen hierdoor toe.
- Wanneer in de jonge zode bepaalde probleemsoorten staan, kan een maai-zuigcombinatie worden ingezet of handwerk uitgevoerd .
Voor ontwikkelingsbeheer en herstelbeheer bestaan algemene principes, maar het blijft altijd maatwerk.
Voor- en nadelen van het maaien.
Onderstaande voor- en nadelen komen uitgebreider aan bod op de andere pagina’s. Hier vatten we ze samen.
Algemene voordelen van maaien
- Maaibeheer is een beheervorm die de beheerder vrij nauwkeurig in de hand heeft. Tot op zekere hoogte is rekening te houden met weersomstandigheden. Het maaitijdstip is goed af te stemmen op de bloei en zaadzetting van gewenste plantensoorten. Het maaicontract moet dan wel ruimte bieden voor dit optimale tijdstip.
- De maaimachine is niet selectief, neemt tijdens de maaigang alle soorten mee, ook de soorten die door grazers worden overgeslagen zoals brandnetel, akkerdistel en braam. Maaibeheer pikt er ook niet alleen bloemen en soorten uit die aantrekkelijk zijn als voedsel. Deze soorten hebben daardoor niet extra te lijden zoals bij beweiden. Maaibeheer kan leiden tot het herstel en behoud van bepaalde gewenste vegetatietypen.
- De vegetatie neemt voedingsstoffen uit de bodem op. Door maaibeheer met afvoeren van maaisel wordt het grootste deel van de vegetatie verwijderd en afgevoerd en vindt op termijn verschraling plaats. Er blijven minder voedingsstoffen over en de vegetatie reageert op deze verandering van de standplaats. Er ontwikkelt minder biomassa (minder hooirollen per hectare) en er ontstaat een standplaats voor andere plantensoorten.
- Maaibeheer zorgt voor zaadverspreiding via de maaimachines die in de lengterichting van de dijk en van perceel naar perceel rijden. De beheerder kan dit bewust inzetten voor floraverrijking.
- Specifieke probleemsoorten kunnen bestreden worden met intensief maaibeheer. Maaien is heel lokaal toe te passen.
- Bij maaien onder goede omstandigheden is er minder kans op beschadiging van de grasbekleding dan bij jarenlange beweiden waar schapenpaadjes en drinkplaatsen kunnen leiden tot kale plekken.
Algemene nadelen van maaien
- Maaimachines zijn vaak groot, zwaar en rijden op gekamde banden. Machinaal zijn moeilijk bereikbare plekken niet altijd goed te bereiken Hierdoor ontstaan rij- en glijsporen op minder draagkrachtige of natte ondergrond en raakt de grasbekleding beschadigd. Wanneer de machines jaarlijks dezelfde tracés volgen, kan dit tot verdichting van de bodem leiden. Maaien in vaste banen kan door insporing leiden tot lijnvormige patronen in het talud.
- Via de maaiapparatuur worden zaden verspreid. Dit gaat zowel om gewenste als ongewenste. Verspreiding van ongewenste soorten is lastig te voorkomen. De onderhoudsnemer zou zijn materieel moeten schoonspuiten voordat hij vanuit een gebied met plaagsoorten de waterkeringen oprijdt. Maar in de praktijk is dit lastig te realiseren.
- Maaimachines gaan minder natuurlijk en geleidelijk te werk dan grazers, mits die laatste op een juiste manier worden ingezet. Maaibeheer leidt hierdoor tot minder structuurvariatie in de vegetatie dan beweiden. Hierdoor wordt of is de leefomgeving voor insecten minder aantrekkelijk.
- Maaien leidt tot insectensterfte. Eenmalig onderzoek naar rupsen van dagvlinders toonde aan dat bij maaien en afvoeren met een cyclomaaier circa 40% van de rupsen van dagvlinders overleeft. Bij klepelbeheer is dit slechts 6% en bij gebruik van de maaizuigcombinatie 8%. [Tijsma et al, 2017]
- Door jarenlang maaien en afvoeren kan de bodem zo schraal worden dat het risico bestaat dat de erosiebestendigheid afneemt en de flora op termijn zal verarmen. Dit vindt vooral plaats op schrale zandige dijken. Op kleidijken zal dit effect zeer langzaam ontstaan.