Skip to main content

Beoordeling

Waterschappen moeten periodiek beoordelen of hun primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke normen (WBI2017). Hiervoor wordt bij elke toets/beoordelingsronde vanuit het Rijk een wettelijk instrumentarium gegeven.

Elke beoordelingsronde wordt dit instrumentarium geactualiseerd op basis van nieuwe kennis, inzichten uit onderzoek en ervaringen met het vorige instrumentarium.

Er is voor het beoordelen van de grasbekleding een groot verschil tussen het instrumentarium van de vorige ronde (VTV2006) en die van de huidige, het WBI2017.

We gaan onderstaand in op:

  • Voorgaande toetsronde
  • WBI2017
  • Verschil tussen VTV2006 en WBI2017
  • Schades horen niet in de beoordeling, tenzij …
  • Bekleding en beoordeling

Op een andere pagina’s beschrijven we de grasbeoordeling in het veld en tonen we beelden van waarnemingen in het veld.

Voorgaande toetsronde

De voorgaande toetsronde, namelijk de 3e toetsronde heeft vanaf 2006 tot 2011 plaatsgevonden en is verlengd tot en met 2013 (verlengde 3e toetsronde). Hiervoor is het WTI2006 bestaande uit het Voorschrift Toetsen op Veiligheid (VTV2006), Hydraulische belastingen (HR2006) en bijbehorende software beschikbaar gesteld. Daarmee kon de waterkeringbeheerder toetsen of de grasbekleding op een bepaald dijktraject voldeed aan de norm.

In Katern 8, bekledingen – Bijlage 8 – 1: Kwaliteit graszode stond beschreven hoe het kwaliteitsoordeel van de grasbekleding tot stand kwam.

Hoe het gras werd beoordeeld in deze toetsronde kun je ook lezen in vegetatietypen 2006.

WBI2017

In 2017 is door het Rijk besloten om eens per 12 jaar de waterveiligheid van het systeem van waterkeringen te beoordelen en de overstap te maken naar de overstromingskansbenadering. Voor de komende beoordelingsronde, die begin 2017 is gestart, is de actualisatie daardoor ook ingrijpender dan vorige keren. Het instrumentarium voor de komende beoordelingsronde, het WBI 2017, is volledig gebaseerd op de nieuwe normering.

Deze beoordelingsronde is in 2017 gestart en moet in 2023 zijn afgerond. Hiervoor is het WBI2017 beschikbaar gesteld vanuit het Rijk. Het WBI2017 bevat meerdere lagen met documenten. Voor de beoordeling van de grasbekleding zijn een viertal faalmechanismen onderscheiden:

Deze komen uitgebreid aan bod in de schematiseringshandleiding en de fenomenologische beschrijving behorende bij het WBI. Voor verdere informatie, zie: www.helpdeskwater.nl: Beoordelen .

Verschil tussen VTV2006 en WBI2017

Eén van de grote veranderingen tussen het WBI2017 en de VTV2006 voor het beoordelen van de grasbekledingen, is het bepalen van de kwaliteit/sterkte van de graszode. Praktijkproeven leidden tot nieuwe kennis en veranderde inzichten, zie [RWS, 2012].

In de VTV2006 werden drie methodes gebruikt voor het bepalen van de kwaliteit van de graszode, namelijk:

  • beheertype (zie Beheercategorie);
  • vegetatiesamenstelling en bedekking van de bodem door vegetatie in % (zie vegetatietypen VTV2006);
  • doorworteling van worteldichtheid van de toplaag (zie ook Vegetatietypen VTV2006).

Deze methode leidde tot het oordeel voor civieltechnische kwaliteit van goed, matig of slecht.

Het WBI2017 beoordeelt de kwaliteit van de bovengrondse delen van de grasbekleding visueel en van de ondergrondse doorworteling met een zodeproef. Dit leidt tot de volgende categorieën:

  • Gesloten zode
  • Open zode
  • Fragmentarische zode

De oude methode van de VTV2006 kan niet worden gekoppeld aan de kwaliteit van de grasbekleding WBI2017 (gesloten / open / fragmentarisch) omdat dit verband nog niet is aangetoond.

Schades horen niet in de beoordeling, tenzij …

Het WBI stelt dat schades in de grasbekleding niet meegenomen hoeven worden tenzij deze structureel zijn en de kwaliteit van de bekleding beïnvloeden. Dat gebeurt pas wanneer de kwaliteit van de zode naar ‘open’ of ‘fragmentarisch’ gaat, of wanneer er gaten vallen die aan bepaalde afmetingen voldoen.

In de Schematiseringshandleiding Grasbekleding, par. 6.5.1, staat:

“Het is bijna onvermijdelijk dat beschadigingen aan de grasbekleding worden aangetroffen. Dit kunnen bijvoorbeeld rijsporen zijn, schade als gevolg van graafwerk of plukken met brandnetels en of distels (pioniersplanten die als eerste weer groeien op plekken waar de zode beschadigd is). Dit zijn zwakke plekken in de bekleding, waar bij het optreden van extreme condities als eerste schade zal optreden. Deze plekken moeten door middel van een ingreep in het beheer (zorgplicht) worden verholpen en dit is daarom niet direct een reden om de graszode in een dijkvak in te delen in de categorie ‘fragmentarisch’. Bij de beoordeling wordt vooruit gekeken naar het einde van de toetsperiode. Bij deze vooruitblik vormt een goed beheer en onderhoud, gericht op een gesloten zode, het uitgangspunt. Alleen als de beschadigingen structureel zijn en het er zodanig veel zijn dat het niet beheersbaar is, dan volgt het oordeel fragmentarische zode.”

Zie ook de grasbeoordeling in het veld.

Bekleding en beoordeling

Vanaf 1 januari 2017 moeten alle primaire waterkeringen worden beoordeeld met behulp van het Wettelijk Beoordelingsinstrumentarium 2017 (WBI2017). Dit geldt voor alle primaire keringen met uitzondering van de zanddijken en zanddijken met een heel dunne kleibekleding (Schematiseringshandleiding, pag. 24).

Zanddijken en zanddijken met een heel dunne kleibekleding, dunner dan 0,4 m, zijn gevoeliger voor erosie dan kleidijken en zanddijken met een dikkere kleibekleding, ondanks de aanwezigheid van een graszode. Ook de taludhelling is hierbij van belang. Zanddijken met een binnentalud steiler dan 1:4 en zanddijken met een kleibekleding dunner dan 0,4 m en steiler dan 1:4 kunnen alleen in een toets op maat worden beoordeeld.

Bij een zandige toplaag (lutum < 8%) kan de eenvoudige beoordeling volgens WBI2017 niet worden toegepast maar is een beoordeling op maat vereist. Hiervoor zijn binnen WBI2017 nog geen regels opgesteld. In de regeling veiligheid primaire waterkeringen 2017, bijlage III Sterkte en Veiligheid, par. 11.1 wordt een aanbeveling gedaan voor de toets op maat. Een zandige toplaag is gevoeliger voor dierlijke activiteit (graverij) dan een zwaardere toplaag. Let hier extra op bij inspecties.