Onderstaand komen aan bod: kenmerken van de helling en expositie en de afwegingen van een beheerder bij taludhelling
De expositie heeft ook invloed op de temperatuursom.
De helling van een dijktalud geeft aan in welke mate het talud schuin afloopt, uitgedrukt in een verhouding hoogteverschil:breedteverschil. Helling 1:3 betekent dat het talud 1 meter in hoogte verloopt over een afstand van 3 meter horizontaal.
Steilere dijktaluds zijn in het algemeen droger dan minder steile dijktaluds terwijl regenwater op steilere dijktaluds ook minder diep doordringt dan op minder steile dijktaluds. Dit heeft effect op de beschikbare voedingstoffen. De uitspoeling van bodemnutriënten is boven aan het talud hoger dan onder aan het talud terwijl onder aan het talud de bodemnutriënten zich juist kunnen ophopen. Hierdoor ontstaat er een gradiënt van afnemende voedselrijkdom van boven naar beneden aan het talud. De ontwikkeling richting soortenrijk grasland komt meestal het eerst op gang onder minder voedselrijke omstandigheden, in dit geval dus aan de bovenrand van de dijk.
Op steilere dijktaluds (steiler dan 1:3) is de kans op ontwikkeling van een soortenrijke, bloemrijke vegetatie groter dan op minder steile dijktaluds. Kruiden zijn beter tegen droogte bestand dan grassen waardoor ook op steilere dijktaluds het aandeel aan kruiden vaak relatief hoog is.
De expositie van een dijktalud is de geografische gerichtheid: noord-oost-zuid-west. De expositie van dijken is bepalend voor de blootstelling aan zonlicht. Bij een zuidexpositie ontvangt een dijktalud de maximale hoeveelheid zonlicht. Dijktaluds met een zuidexpositie drogen vaker en sneller uit en zijn in het algemeen droger dan dijktaluds met een noord-, oost- of westexpositie. Dijktaluds met een noordexpositie blijven in het algemeen het langst nat.
Op dijken met een zuidexpositie is de kans op ontwikkeling van een soortenrijke, bloemrijke vegetatie het grootst en op dijken met een noordexpositie het kleinst. Kruiden zijn beter bestand tegen droogte dan grassen waardoor op zuidtaluds het aandeel aan kruiden vaak relatief hoog is. Bij een zuidexpositie begint de dijkvegetatie vroeger te groeien en te bloeien dan bij een noordexpositie. Het tijdsverschil kan oplopen tot 3 weken. In het voorjaar kan het noordtalud nog bedekt zijn met sneeuw terwijl op het zuidtalud al veel plantensoorten beginnen uit te lopen.