Het zaaibed is de bovenste zone van de toplaag die wordt bewerkt en gebruikt voor het zaaien. Het succes van de zaden hangt hiervan af.
Verdichting van de bodem is een belangrijke beperking. Gebruik daarom zo mogelijk lichte machines voor de bereiding.
Voor inzaai en voor doorzaai gelden ander eisen aan het zaaibed. Ook kan de beheerder voor het verminderen van ongewenste kruiden werken met een vals zaaibed. De drie variaties werken we verder uit.
Inzaai
Voor een zo goed mogelijk kiem- en vestigingssucces voor inzaai is het van belang aandacht te besteden aan een goede zaaibedbereiding. De zaaibedbereiding van de toplaag is de laatste bewerking van de bodem, voordat wordt gezaaid. De zaaibedbereiding vindt meestal plaats door middel van het oppervlakkig opruwen van de bodem met behulp van een rotorkopeg of triltandcultivator. De zaaibedbereiding van zavel- en kleigronden vindt meestal met rotorkopeg plaats; lichtere zavelgronden worden met een triltandcultivator zaaiklaar gemaakt.
Bij het zaaibed zijn twee zones te onderscheiden:
De ondergrond dient niet te los of dicht te zijn, in oude landbouwtermen heet dat de ‘bezakte’ ondergrond. Dit kan op verschillende manieren worden bereikt. De eerste methode is het enigszins verdichten van de aangebracht toplaag door het aanrijden met machines, wat op dijken zal plaatsvinden. De andere methode is het laten verstrijken van de tijd waarbij na ploegen of aanbrengen een natuurlijke bezakking optreedt, mede door neerslag. Beide keuzes hebben voor- en nadelen zoals te weinig of te veel verdichting of het opkomen van pioniersoorten.
Op slempgevoelige gronden mag het zaaibed niet te fijn worden gemaakt omdat anders verslemping en korstvorming kan optreden die de kieming en vestiging kan verhinderen.
Het Handboek Melkveehouderij [2020/21, p. 3-13] zegt over het zaaibed het volgende:
Doorzaai
Bij het doorzaaien van grassen en kruiden bestaat het ‘zaaibed’ uit de bestaande zode. Het is een uitdaging om in bestaand grasland kruiden succesvol te zaaien omdat de concurrentie bij de ontwikkeling groter is. Het zaaibed moet daarom optimaal worden voorbereid om de kieming en vestiging te ondersteunen. Veel licht en ruimte op de bodem bevordert de kieming en het vestigingssucces [Janssen&Verhoef, 2021]. Maai de bestaande vegetatie zo kort mogelijk zodat graspollen of stevige kruidachtigen het zaaien met de machine niet belemmeren. Voer het maaisel zorgvuldig af.
Voor de uitvoering kan de beheerder kiezen uit de volgende varianten.
Deze onderzoekers adviseren doorzaai in het najaar en het gras zo kort mogelijk maken voorafgaand aan het zaaien.
Vals zaaibed
De beheerder kan ongewenste pioniersoorten eventueel ook tegengaan door gebruik te maken van een vals zaaibed. Pioniersoorten zijn doorgaans eenjarig en kiemen op kale grond zoals Vogelmuur, Klaproos en Kamille. Een vals zaaibed is een zaaibed, waarin nog niet gezaaid wordt. Door een vals zaaibed te maken gaan de aanwezige zaden kiemen, waarna deze kiemplanten op een zonnige, droge dag weg worden geschoffeld. Pas hierna wordt er gezaaid. De periode tussen het maken van een vals zaaibed en het zaaien moet wel 4 tot 5 weken zijn.
Het is ook mogelijk de behandeling enkele keren te herhalen. Waak er wel voor dat bij het schoffelen de grond niet dieper geroerd wordt omdat er dan weer nieuwe zaden omhooggehaald worden die kunnen ontkiemen [Cruydt Hoeck, 2021].
Onderzoek heeft aangetoond dat het resultaat zal afhangen van een aantal factoren, zoals de bodemtemperatuur die nodig is voor het ontkiemen, de verschillende kiemstrategieën van verschillende soorten die aanwezig zijn in het zaaibed, de omstandigheden in het jaar, de periode dat het vals zaaibed er ligt en de wijze waarop wordt geschoffeld [Bleeker&Van der Weide, 2001].