Skip to main content

Floraverrijkende maatregelen bij aanleg

Al bij aanleg van de waterkering kan de beheerder verschillende mogelijkheden gebruiken voor het realiseren van een bloemdijk.

Bloemrijk/soortenrijk

We behandelen:

  • Beschrijving floraverrijkende maatregelen.
  • Uitleggen van maaisel van soortenrijke dijk (hooitransplantatie) met aanbevelingen hiervoor.

Beschrijving floraverrijkende maatregel

Floraverrijkende maatregelen zijn maatregelen die leiden tot een rijkere flora, dat wil zeggen een toename van het aantal soorten en een toename van het aantal bijzondere en zeldzame soorten, waardoor de natuurwaarde stijgt. Floraverrijkende maatregelen zijn onder meer:

  • Gebruik van lichte bodemsoort als toplaag bevordert een soortenrijke, bloemrijke dijkvegetatie.
  • (Verspreid) terugzetten van een oude toplaag waarin de zaden nog aanwezig zijn.
  • Aangepast beheer door afvoeren van voedingstoffen en onderhoud bij optimale maaitijdstippen waarbij zo veel mogelijk soorten, of specifieke doelsoortende kans krijgen te bloeien en zaden te vormen.
  • Tijdens de tweede fase van het ontwikkelingsbeheer doorzaaien met een rijker grassen-kruidenmengsel.
  • Transplantatie: uitleggen van maaisel van een soortenrijke dijk.

De gunstigste standplaatsomstandigheden voor een snelle en positieve ontwikkeling van de dijkvegetatie doen zich voor in het bovenste deel van het talud en op taluds met een zuidexpositie. Floraverrijkende maatregelen, zoals het inbrengen van een soortenrijk zadenmengsel of het optimaliseren van het beheer (toepassen van natuurvriendelijk of natuurgericht beheer), kan dan ook heeft meest kansrijk worden toegepast op het bovenste deel van het talud en op taluds met een zuidexpositie.

Floraverrijkende maatregelen kunnen effect hebben op de waterstaatkundige functie (kwaliteit grasbekleding, bedekking, doorworteling) van de dijkvegetatie doordat de zode open kan worden. Extra controle op de geslotenheid kan nodig zijn.

Let er bij de aanleg op dat er geen floravervalsing optreedt.

Hooitransplantatie voorwaarden

Bij geschikte standplaatsomstandigheden (lutumgehalte, voedingsstoffentoestand) kan het uitleggen van maaisel van een soortenrijke dijk uit de omgeving een soortenrijkere en bloemrijkere dijk opleveren. Dit wordt ook wel hooitransplantatie genoemd. Een voorwaarde daarbij is een natuurgericht of natuurvriendelijk ontwikkelingsbeheer waarbij bloei en zaadzetting mogelijk is. Als vanwege ongewenste soorten of een tekort aan organisch materiaal in de bodem, tijdens het ontwikkelingsbeheer in de eerste jaren wordt geklepeld, heeft dit minder zin. Wacht er dan mee totdat een gesloten zode is ontstaan.

Voor het uitleggen van maaisel is een protocol uitleggen maaisel opgesteld.

Let op: In het verleden is al behoorlijk wat ervaring opgedaan met het uitleggen van maaisel met als doel de soortenrijkdom te verhogen. De resultaten zijn niet unaniem succesvol. Met name het inwinnen van maaisel is bepalend voor het succes van het uitleggen van maaisel.

Samenvattend:

Voor het beste resultaat gelden de volgende voorwaarden. Het maaisel wordt op:

  • het juiste tijdstip gewonnen i.v.m. bloei en zaadzetting;
  • de juiste wijze gewonnen voor zo weinig mogelijk verlies aan zaden;
  • de juiste wijze vervoerd voor zo weinig mogelijk verlies aan zaden;
  • de juiste wijze opgeslagen voor zo weinig mogelijk verlies aan zaden;
  • de juiste wijze verspreid voor een goede vestiging.

Tot slot: het grasland met het uitgelegde maaisel wordt op de juiste wijze beheerd (ontwikkelingsbeheer)

Onderstaande fotoserie en het stappenplan hiernaast laten zien hoe op een eenvoudige manier eigen maaisel te gebruiken is voor verrijking.

Hooitransplantatie stapsgewijs

Voor een optimaal succes van het uitleggen van maaisel gelden de volgende aanbevelingen:

  1. Het beste tijdstip voor maaien is juni (circa medio juni), op-een-na-beste tijdstip augustus/september (afhankelijk van nagroei na voorjaarsmaaibeurt): ga na of voldoende zaden van gewenste plantensoorten aanwezig zijn; anders beter uitstellen tot juni volgend seizoen.
  2. Bij maaien en verzamelen vooral de meest soortenrijke delen van bronlocatie benutten. Mijdt de ongewenste soorten.
  3. Bij maaien niet gehele soortenrijke delen van de maailocatie maaien (van zaden ontdoen) maar slechts van een gedeelte (zijn we nog niet uit: 30% of 50% of 70%) omdat anders de bronlocatie zonder zaden zit.
  4. Bij voorkeur één maai- en verzamelgang (dus maaisel direct oppakken), bijvoorbeeld met maai-zuigcombinatie. Let wel op de kans op hooibroei.
  5. Anders maaien (bij voorkeur vochtig gewas waar zaden aan blijven plakken) en daarna direct wiersen en oppakken (opraapwagen).
  6. Vervoer van maaisel met zaden in gesloten ruimte: zonder kieren in de bodem omdat veel van de zaden daardoor verdwijnen.
  7. Het maaisel met zaden bij voorkeur niet in tussenopslag maar direct uitleggen, zeker als dit vochtig is.
  8. Beginnen met een proefvak (uitleglocatie) van 300 m2 en hier bezien wat het resultaat is. Als het goed gaat: uitbreiden, als het mislukt: andere methode toepassen of stoppen. Dit hangt af van de oorzaak van het niet aanslaan van het zaad: bodemfactoren, weersomstandigheden, tijdstip.
  9. Het maaisel verspreiden in een verhouding maaioppervlak:uitrijdoppervlak van 1:10 is in principe prima maar zou evt. ook intensiever kunnen, bijvoorbeeld 1:5 afhankelijk van hoeveel uit te leggen maaisel.
  10. Het maaisel eventueel nog verkleinen tijdens uitrijden op doellocatie (bijvoorbeeld met een geavanceerde mestverspreider.
  11. Het maaisel vooral verspreiden over bovenste helft van de dijk omdat daar de kans op aanslaan van de zaden (kieming en vestiging) het grootst is.
  12. Ongewenste plantensoorten die meegekomen zijn, direct na opkomst verwijderen/bestrijden voordat ze kunnen uitgroeien tot een plaag.
  13. Bloeitijdstip en zaadzetting van de nieuwe planten bepaalt het maaitijdstip van de voorjaarsmaaibeurt in het opvolgende jaar. Dus pas maaien na bloei en zaadzetting.

Download hier de aanbevelingen.