De grasbekleding op dijken moet voldoende bestand zijn tegen overloop en overslag. Wetenschappelijk onderzoek heeft hiervoor een maat ontwikkeld.
De sterkte van de grasbekleding is de mate waarin deze bestand is tegen belastingen. Op het buitentalud vormen de golfklap en golfoploop de belasting. Op de kruin en het binnentalud zijn dat de overloop en golfoverslag.
Bij golfoverslag is de waterstand lager dan de kruin en alleen de golven slaan over de kruin. Bij golfoverslag hebben de overslagvolumes een statistische verdeling die afhankelijk is van het overslagdebiet en de bijbehorende golfcondities. Een golfoverslagdebiet van bijvoorbeeld 10 l/s per m bij een hoge waterstand en kleine golven geeft een heel andere verdeling van overslagvolumes dan 10 l/s per m bij een lage waterstand en hoge golven. In het laatste geval is het aantal over de dijk slaande golven veel kleiner, maar zijn de volumes per overslaande golf veel groter. Gebleken is dat erosie vooral wordt veroorzaakt door de grote overslagvolumes. De voorste punt van die golven, het front, levert de grootste belasting op. Als de snelheid van dit front een kritische snelheid overschrijdt, wordt de grasbekleding overbelast.
Bij overloop is de waterstand hoger dan de kruin. De kracht van de belasting van overloop zonder golven is kleiner dan die van de golf(tong). Daarom rekenen we bij belasting en sterkte alleen met de golfcondities.
De kwaliteit van de zode bepaalt hoeveel belasting deze aankan. Die kwaliteit beschrijft het Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium (WBI2017) met gesloten, open of fragmentarisch. Zie beoordeling.
De sterkte van de zode is de mate van erosiebestendigheid, deze wordt uitgedrukt met de kritische frontsnelheid van de golf: Uc (in meter per seconde m/s). Hoe hoger de Uc, hoe erosiebestendiger de bekleding. Omdat hier sprake is van een statische kans en verdeling, hoort hier een standaardafwijking bij.
Diverse onderzoeken hebben inzicht gegeven in de Uc van grasbekleding.