Dijktechnici en ecologen verstaan iets anders onder toplaag en leeflaag. Hieronder een korte toelichting.
Uit [ Liebrand e.a., 2024 rapport thema 0], p. 14:
"Over de benaming van de bovenlaag bestaat verwarring. Dijktechnici benoemen de bovenlaag als leeflaag, ecologen noemen de bovenlaag de toplaag. De bovenlaag (leeflaag c.q. toplaag) dient te voldoen aan de ontwerpeisen en is dus een vast gegeven. Eenmaal aangelegd ontwikkelt zich een vegetatie waarvan de wortels gebruik maken van de bovenlaag (leeflaag c.q. toplaag). Onder invloed van de wortels, de micro-organismen (bacteriën, schimmels) die samenwerken met de wortels en de macrofauna treden er biologische processen op die tot veranderingen leiden in de bodem: de fysische (granulaire) samenstelling blijft ongewijzigd maar de chemische en biologische samenstelling veranderen wel. Deze processen treden op tot aan de diepte waar de wortelgroei ophoudt. Ecologen noemen de laag waarin deze processen plaatsvinden de leeflaag voor de plantengroei. Dijktechnici noemen deze laag juist de toplaag. De dikte van de laag waarin deze processen zich afspelen is variabel. Vegetaties met hoogopgaande plantensoorten hebben vaak diepere wortels dan vegetaties met laagblijvende plantensoorten. Bij vegetaties met hoogopgaande plantensoorten is de laag waarin de biologische processen zich afspelen hierdoor meestal dikker dan bij vegetaties met laagblijvende plantensoorten. De bovenlaag (leeflaag c.q. toplaag) bestaat meestal uit een lichtere grondsoort en dient mede als substraat voor de dijkvegetatie. De minimale dikte van de bovenlaag bedraagt 20 cm maar kan, vooral op binnentaluds, tot 40 cm dik zijn. In de ontwerppraktijk kan voor binnentaluds vaak worden volstaan met een kleibekleding van een lagere categorie dan voor het buitentalud. Als de kleibekleding van mindere kwaliteit is en er ook een kleiige leeflaag wordt aangebracht is de scheiding mogelijk niet evident. In de praktijk blijkt de bovenlaag soms erg dun te zijn of zelfs te ontbreken. Waar de bovenlaag ontbreekt bestaat de bovenste laag van het bodemprofiel ofwel uit zandig kernmateriaal (bijvoorbeeld langs de Overijsselse Vecht en de Limburgse Maas) ofwel uit de zwaardere, vaak sterk verdichte kleisoort van de onderlaag. In beide gevallen is het moeilijk om een duurzame, goed gesloten en soortenrijke dijkvegetatie te ontwikkelen."