Bij de aanleg van een grasbekleding maakt de opdrachtgever een groot aantal keuzes. Deze pagina ondersteunt die keuzes door de aanlegfactoren toe te lichten.
Deze pagina noemden we tot 08-08-2024 'Programma van Eisen'. En werd onder die naam soms voorgeschreven in contracten.
Strikt genomen klopte die benaming niet: er werden wel eisen geformuleerd in de tekst, maar er blijven ook veel keuzes open staan voor de opdrachtgever. Hier kreeg het beheerteam vragen en opmerkingen over.
We hebben daarom besloten de pagina de nieuwe naam te geven die er nu boven staat.
Wie wil teruglezen wat er tot 08-08-2024 vermeld stond in het programma van eisen, kan de tekst downloaden.
Deze pagina is te lezen als bron voor een opdrachtformulering (Bestek, KlantEis Specificatie) en bevat verwijzingen naar achtergrondinformatie. De beheerder kan met dit advies zelf bepalen wat hij formuleert in een uitvraag.
Bouwen met natuur vraagt visie en flexibiliteit. Bestudeer daarom ook de kans en valkuil bij aanleg.
Speciale zadenmengsels zijn schaars. Betrek op tijd, al in een ontwerpfase, een mogelijke leverancier en stem de planning en wensen af. Bespreek daarbij ook de standplaatsomstandigheden.
AANBEVELING | ACHTERGRONDPAGINA'S | |
---|---|---|
1 | De dijkbekleding van het type erosiebestendige grasmat dient te bestaan uit een: - onderlaag van klei, conform ontwerpinstrumentarium en andere daarvoor geldende richtlijnen, - een toplaag volgens onderstaande eisen, - met een grasmat met zodekwaliteit gesloten of open volgens WBI2017. Het dijkvak dient tot en met het einde van de onderhoudsfase wel een evenwichtige hoeveelheid flora, geen onaanvaardbare hoeveelheid flora in de categorie Probleemsoorten (conform HandreikingGrasbekleding.nl en Digigids) te bevatten. | Grasbeoordeling in het veld Aanleg toplaag Grondbalans Probleemsoorten Digigids |
2 | Het dijkvak dient een toplaag (ook afdeklaag, bovengrond, substraat of teeltlaag genoemd) te hebben die goede startcondities biedt voor snelle ontwikkeling van een gesloten zode en evt. op termijn een voor agrarisch gebruik of soortenrijke bekleding mogelijk maakt. Toelichting: Bij deze eis mag er van worden uit gegaan dat adequaat beheer wordt uitgevoerd vanaf afwerken toplaag. | Toplaag Ecologische factoren Ontwikkelingsbeheer |
3 | De toplaag heeft een dikte van 0,20 m (basis) -0,60 m (voor soortenrijke vegetatie) en voldoet aan de onderstaande eisen. | Geschikte toplaag |
4 | Voor een grasbekleding met eventueel licht agrarische doelstelling wordt geadviseerd de toplaag samen te stellen uit grond met een: • lutumgehalte van maximaal 35%; • zandgehalte van maximaal 40% indien lutumgehalte>28%. Bij natuurlijk afgezette bodems in Nederland kan bij een lutumgehalte <28% niet aan deze eis worden voldaan en zal het zandgehalte hoger uitkomen; • organisch stofgehalte van minimaal 2% en maximaal 7%; • verdichting van maximaal 1,5 MPa indringingsweerstand bij normale veldvochtigheid; • zoutgehalte minder dan 4 gram per liter bodemvocht; • goede aëratie, d.w.z. geen langdurig vochtophoping; • N/P/K te bepalen en aan te passen door eventuele mestgift. De toplaag dient vrij te zijn van grof of vreemd (granulair) materiaal groter dan 20 mm. | Opbouw grasbekleding Toplaag Lutum- en zandgehalte Organisch stofgehalte Zoutgehalte Verdichting toplaag Aëratie Granulair materiaal Stikstofgehalte Fosfaatgehalte Bodemonderzoek |
5 | Voor een soortenrijke vegetatie wordt geadviseerd de toplaag samen te stellen uit grond met een: • lutumgehalte van 10-25% voor soortenrijke grasbekleding; • met een uitloopgrens tot 30% voor een gewone grasbekleding; • zandgehalte van maximaal 40% indien lutumgehalte>28%. Bij natuurlijk afgezette bodems in Nederland kan bij een lutumgehalte <28% niet aan deze eis worden voldaan en zal het zandgehalte hoger uitkomen; • organisch stofgehalte van minimaal 2% en maximaal 7%; • verdichting van maximaal 1,5 MPa indringingsweerstand bij normale veldvochtigheid; • zoutgehalte minder dan 4 gram per liter bodemvocht; • goede aëratie, d.w.z. geen langdurig vochtophoping. De toplaag dient vrij te zijn van grof of vreemd (granulair) materiaal groter dan 20 mm. | Opbouw grasbekleding Toplaag Lutum- en zandgehalte Organisch stofgehalte Zoutgehalte Verdichting toplaag Aëratie Granulair materiaal Stikstofgehalte Fosfaatgehalte Bodemonderzoek |
7 | Bij het aanbrengen van een dergelijke toplaag is aandacht voor de aansluiting met de onderliggende laag van belang, omdat de hechting tussen twee gladde vlakken slecht is. Opruwen van de onderliggende laag onmiddellijk voorafgaand aan het aanbrengen van de toplaag is daarom noodzakelijk. | Aansluiting toplaag op onderlaag |
8 | Het zaaibed is de bovenste 5-10 cm. van de toplaag. Voorafgaand aan het zaaien zaaibedbereiding uitvoeren waarbij de toplaag 5-10 cm diep wordt verkruimeld en na de zaaigang wordt aangedrukt met een rol. Eventuele plaatselijke verdichtingen vooraf lostrekken. | Zaaibed |
9 | Om bepaalde redenen kunnen in de toplaag parameters ontbreken die voor de ontwikkeling van de vegetatie essentieel zijn: een goede bodemstructuur, noodzakelijke voedingsstoffen. ON voert voor het inzaaien een gerichte bodemanalyse uit op basis waarvan eventueel een gerichte behandeling en eventuele mestgift mogelijk is. | Voedingsstoffen Kiemen, kiemfactoren en risicospreiding Bodemonderzoek Startgift bemesting |
10 | De dijkbekleding van het type grasbekleding dient een grasvegetatie te krijgen waarvan de vegetatiesamenstelling is vastgesteld in overleg met opdrachtgever en die ontstaat uit een homogeen ingezaaid graszaadmengsel van het type [door OG nader te bepalen] ingezaaid met een dichtheid [door OG nader te bepalen]. Het mengsel (evt. vlaksgewijs) aanvullen met kruidenmengsel indien de doelstelling is een kruidenrijke grasmat te verkrijgen [door OG nader te bepalen]. | Zadenmengsels Zaaien Dichtheid zaaien Ontwerpuitgangspunten |
11 | Kwaliteit zaad: - Het zaad mag niet zijn bewerkt met stoffen die schadelijk kunnen zijn voor insecten. - Het zaad moet planten opleveren die fertiel zijn: met meeldraden en stampers, voor zover dat bij die soort hoort. - Het gebruikte zaad van het kruidenrijke mengsel dient van Nederlands autochtoon materiaal te zijn. Graszaad - dient te voldoen aan de kwalificatie A van de genoemde rassenlijst en geleverd te zijn met aanhangcertificaat en NAK-plombe. - is ziektevrij; Indien dit niet beschikbaar is, wordt een voorstel voor het te leveren zaad met certificaat van herkomst voorgelegd aan OG. | Zadenmengsels Beleidskeuzes zaad |
12 | Een toplaag die wordt hergebruikt dient bij voorkeur voorzien te worden van een vooraf uitgevoerde vegetatieopname. De aanwezige vegetatie dient te worden gemaaid en afgevoerd. De zode dient te worden gefreesd, de stukjes zode mogen niet groter zijn dan 5 centimeter. Bodem met onaanvaardbare (hoeveelheid) probleemsoorten of invasieve exoten wordt uitgesloten van hergebruik. Uitzeven van deze soorten wordt niet geaccepteerd als werkbare methode. | Grondbalans, aanlegvarianten en depots Probleemsoorten |
13 | Opslag in het tussendepot moet zo worden ingericht en onderhouden dat het behoud van de zadenbank optimaal is en er geen probleemsoorten kunnen ontwikkelen of vestigen. De geroofde toplaag dient daartoe kortdurend in tussendepot te worden gehouden (terugzetten binnen hetzelfde groeiseizoen). | Sparen of hergebruik zoden of toplaag Probleemsoorten en exoten |
14 | Probleemsoorten zijn: - zie https://handreikinggrasbekleding.nl/beheer-specifiek/beheer-probleemsoorten/ - De site van NVWA over invasieve exoten. | Probleemsoorten en exoten |
15 | Voor het creëren van een zaadbank in toplaag die wordt hergebruikt, kan vooraf op een gunstig tijdstip, wanneer zaad in de gewenste vegetatie aanwezig is, worden gemaaid. Het maaisel dient enkele dagen te blijven liggen, te worden geschud voor uitzakken van de zaden en daarna worden afgevoerd. | Maaibeheer |
16 | ON dient een plan te ontwikkelen voor omgaan met de toplaag in de (eerste) winter. Hieruit moet duidelijk worden hoe en wanneer er wordt gezaaid, hoe wordt omgegaan met eventuele bescherming van de kale grond of jonge zode en met eventuele schades bij hoogwater. | Risico de eerste winter |
17 | Overgangen en overgangsconstructies zijn extra gevoelig voor schades.Het dijkvak dient vrij te zijn van aangrijpingspunten voor erosie door overslaand water. Aansluitingen tussen dijkvlakken (kruinen, taluds, bermen) dienen vloeiend en erosiebestendig te zijn. Waar aangrijpingspunten voor erosie onvermijdelijk zijn, dient een erosiebestendige aansluiting aanwezig te zijn. | Behandeling schadebeelden WBI2017 |
18 | Het dijkvak dient zodanig ingericht en ingepast te zijn, qua vegetatie, beschutting en nabijheid van oppervlaktewater, dat fauna die bedreigend is voor de kwaliteit van de grasbekleding, niet aangetrokken wordt. | Schadebeelden |
19 | Het ontwikkelingsbeheer dient gericht te zijn op: - het snel sluiten van de zode, - het stimuleren van een (soortenrijke) dijkvegetatie, - het tegengaan van een ongelijkmatige ontwikkeling van de vegetatie, - het tegengaan van de ontwikkeling van probleem- en pionierssoorten. | Ontwikkelingsbeheer Instandhoudingsbeheer Maaibeheer Beweidings- of begrazingsbeheer |