Sinds 1995 vindt bij waterschappen monitoring van de dijkvegetatie plaats.
Gewoonlijk vindt de monitoring plaats aan de hand van permanente proefvakken met een bepaalde oppervlaktegrootte. De resultaten van de monitoring geven een goed beeld van de samenstelling en -structuur van de dijkvegetatie. Bovendien biedt de monitoring een goed inzicht van waar de goed ontwikkelde dijkvegetaties zich bevinden en waar het juist slecht gesteld is met de dijkvegetatie.
We behandelen onderstaand:
Op een andere pagina kun je meer lezen over monitoring van een waterkering met een drone (RPAS).
Monitoring is een methode van onderzoek waarbij steeds op een gezet moment op dezelfde locatie hetzelfde onderzoek (analyse) wordt uitgevoerd. Monitoring vindt vaak plaats aan de hand van steekproeven of in vaste of permanente proefvakken.
Een waterkeringbeheerder kan de vegetatie monitoren voor:
De vegetatie-analyse bestaat uit het vastleggen van alle aanwezige soorten in het proefvak (samenstelling) en beschrijven van de structuur:
Voorbeeld van een onderzoeksmethode.
Het is nodig vooraf een monitoringsplan te maken en daarbij o.a. vast te leggen:
Zie Grasbeoordeling in het veld.
Sinds 1 januari 2017 kan de oude methode van de VTV2006 niet meer worden gekoppeld aan de kwaliteit van de grasbekleding (gesloten / open / fragmentarisch) omdat dit verband nog niet is aangetoond.
Voor het onderzoek naar de ontwikkeling van beleidsdoelstellingen kan de waterkeringbeheerder elke methode kiezen die hij wil. Wanneer het beleid werkt met vegetatietypen volgens de VTV2006, dan kunnen die prima worden gemonitord volgens de methode uit de VTV2006.
Vanaf 1996 heeft een aantal waterschappen besloten de ontwikkeling van de vegetatie op de dijken op regelmatige basis te evalueren. Hiertoe is een monitoringsysteem ontwikkeld waarbij op basis van permanente proefvakken de vegetatiesamenstelling en -structuur wordt geanalyseerd en beschreven.
Permanente proefvakken worden ook wel permanente quadraten (pq’s) genoemd. Ze hebben een vaste afmeting en worden nauwkeurig vastgelegd ten opzichte van een vast punt (vaak dijkpaal) en tegenwoordig met behulp van GPS. De ligging van de permanente proefvakken moet zodanig zijn dat de vegetatiesamenstelling ervan representatief is voor de rest van de te onderzoeken (homogene) vegetatie of beheereenheid. Bij verandering van beheervormen op een traject moet de beheerder dus beoordelen of het proefvak nog representatief is.
De oppervlaktegrootte van permanente proefvakken voor vegetatieonderzoek op dijken moet minimaal circa 25 m² bedragen. Deze areaalgrootte is de oppervlakte waarbij verreweg de meeste (95-98%) van alle aanwezige plantensoorten in een homogene vegetatie of beheereenheid worden aangetroffen. Bij een kleinere oppervlakte worden soorten gemist terwijl er bij vergroting van de oppervlakte nauwelijks nog soorten bijkomen.
Essentieel voor het analyseren van de vegetatiegegevens is het opslaan van de data in een geschikt systeem. Veel adviseurs hebben eigen pakketten waarin de opnames per locatie in een database worden ondergebracht, een voorbeeld daarvan is TurboVeg.
Het programma kan de gegevens exporteren in verschillende formats zoals Excel, Cornell Condensed Format Files (CCFF) onder andere voor Twinspan en Canoco voor verdere analyse. Turboveg kan ook GIS-gegevens exporteren naar shape-files en Google Earth.
Turboveg wordt uitgegeven door Alterra, Wageningen.
De ruwe vegetatiedata worden verwerkt en bewerkt met behulp van geavanceerde rekenprogramma’s waarbij elke vegetatieopname (en dus elk proefvak) wordt toebedeeld aan een van de vegetatietypen van de beleidsmatig gekozen vegetatietypologie.
Uiteraard is het ook mogelijk de exports te analyseren in Excel of in een GIS-systeem.
Waterschap Vallei en Veluwe gebruikt een monitoringsplan dat in 2022 is geëvalueerd. In onderstaande download is het Engelstalige rapport te vinden. De auteur trekt aan het eind de conlusie:
"So, to conclude, a monitoring plan that suffices to the aspects of safety, nature, and agricultural use to create a high-quality grass cover on a levee is a monitoring plan that focuses on H3 vegetation as the main priority of a closed grass cover and good rooting network. Continuing with phased mowing could help preserve rare plant species and habitat space for insects. Sheep grazing should only be allowed as the main method where it is not possible to apply mowing as maintenance in combination with an appropriate contract."