Organische stof in de bodem speelt een belangrijke rol bij de biologische, fysische en chemische bodemkwaliteit
Organische stof heeft mede daardoor effect op de stikstofbenutting door het gewas [Oenema, 2017]. Organische stof is gunstig voor de bodemstructuur, direct door het aan elkaar kitten van mineraal materiaal en indirect via een toename van micro-organismen en beworteling. De verkitting of cementatie komt ook door uitscheiding van sappen door plantenwortels. Schimmeldraden dragen ook bij aan de vorming van aggragaten [RWS, 2012]. Op zandgronden draagt het bij aan grotere aggregaten, door de verkitting neemt de gevoeligheid voor erosie af. Op zandgronden is het bovendien gunstig voor het vochtbindend vermogen. Op kleigronden draagt het bij aan verkruimeling en aëratie. Organische stof vermindert in beide gronden de indringingsweerstand voor wortels [Locher&Bakker, 1991]. Organisch stof wordt door talloze organismen gegeten of benut, dit materiaal draagt dus bij een aan goede zode.
De mineralisatie van organische stof en het vrijkomen van koolstof, stikstof, fosfor en zwavel is een ingewikkeld proces dat we hier verder niet toelichten.
Een belangrijke bron van organische stof op en in de zode is afkomstig van het, gemaaide, gewas. Wanneer de laag plantenmateriaal te dik wordt voor afbraak, gaat dit een verstikkende laag vormen voor de onderliggende vegetatie. Door rotting sterft deze af en ontstaan er onderbrekingen in het wortelstelsel. De hoeveelheid resterende stof bepaalt in sterke mate ook de kans op het ontwikkelen van een soortenrijke bekleding [Van der Zee e.a., 2020].
Op waterkeringen streven we naar een vegetatie met lage biomassa en hoge worteldichtheid. Het is daarom wenselijk een grens voor het organisch stofgehalte te bepalen.
Wat is een goed organische stofgehalte bij aanleg?
“Voor bekledingsklei is gesteld dat organische stofgehalte lager dient te zijn dan 7%. Bij aanleg van een dijk met klei met organische stofgehaltes hoger dan 5% dient rekening gehouden te worden met meer klink en zal een overhoogte aangehouden moeten worden.” [Van Meurs&Kruse, 2017, p.5]
Voor het organisch stofgehalte in de toplaag hanteert Fliervoet [1992] een gehalte van 0,5 – 2,5% voor ‘natuurtechnische bekleding’, wat we tegenwoordig betitelen als soortenrijke bekleding. Een percentage van 0,5 kan echter leiden tot trage ontwikkelingen van de grasbekleding.
Organisch stof gehalte bij aanleg: advies 2 – 7%.