Onderstaand komen aan bod: Grondbalans en doelvegetatie, aanlegvarianten voor behoud van botanisch waardevolle dijkvegetatie, sparen of hergebruik zoden of toplaag en het tussendepot bij hergebruik
Bij versterkingsprojecten gaat het om doelmatigheid en soberheid. Hergebruik van gebiedseigen grond is daarbij een belangrijke factor. Binnen het project moet daarom een studie worden uitgevoerd naar de wijze waarop optimaal gebruik kan worden gemaakt van geschikt toekomstig materiaal binnen de grondbalans [Van Meurs en Kruse, 2017]. De toplaag maakt hier onderdeel van uit. Let daarbij met name op:
Op grond van deze studie is het mogelijk gericht, gescheiden en gefaseerd te ontgraven en een toplaag gedurende een korte periode in depot te zetten voor hergebruik als toekomstige toplaag. Mengen van grondfracties is ook mogelijk om te komen tot gewenste samenstelling, maar het mengen van grote hoeveelheden tot een redelijk homogeen pakket is een uitdaging.
Wanneer de grondbalans niet sluitend is en materiaal van elders moet worden aangevoerd, gelden dezelfde aandachtspunten.
Binnen een project kan worden gewerkt met een getrapte keuze, bijvoorbeeld:
“De volgende natuurtechnische aanlegvarianten kunnen bij dijkverbetering worden ingezet om botanisch waardevolle dijkvegetaties te behouden of opnieuw te ontwikkelen:
Variant d, hergebruik van de oude toplaag, biedt in de praktijk goede mogelijkheden voor hervestiging van de oorspronkelijke dijkvegetatie”. [Fliervoet, 1992, p 43-44].
Volgens Liebrand [1999] biedt het sparen van (een deel van) een talud de beste garantie voor het behoud van de soortenrijke bloemrijke dijkvegetatie. Vanuit dit (deel van het) talud kunnen de afzonderlijke gras- en kruidensoorten zich via een slim maai- of beweidingsregime verspreiden over de aanliggende, verbeterde delen van de dijk. Van belang hierbij is dat eventuele aanvulling van de aanliggende toplaag gebeurt met bodemmateriaal met min of meer dezelfde granulaire samenstelling en voedingsstoffentoestand als de oorspronkelijk toplaag. Daarmee is de essentiële standplaats vergelijkbaar.
Volgens Liebrand is het ook mogelijk uit de oorspronkelijke taluds zoden te steken die tijdelijk in depot staan, zodat deze na de versterking op strategische plaatsen kunnen worden teruggezet. In zijn proef kwam 89% van de soorten na herstel van de toplaag terug. Zeldzame soorten niet. Het is wel van belang dat deze zoden:
Bij projecten is het streven te werken met gebiedseigen materiaal en een gesloten grondbalans. Vanuit een kostenoverweging kunnen de eisen voor de ideale toplaag onder druk komen te staan. Het hergebruik van de toplaag past uitstekend in de gesloten grondbalans.
Bij bewezen geschiktheid kan de oorspronkelijke deklaag worden hergebruikt als nieuwe toplaag. Een bestaande toplaag bevat wortelstokken, bollen, knollen en zaden van de te behouden plantensoorten (vegetatieve voortplantingsorganen). Daarnaast is in dit gerijpte materiaal het hele bodemleven aanwezig dat een belangrijke rol speelt in de toplaag. Door de toplaag van het te verbeteren talud af te graven en deze zodegrond te hergebruiken, is er een grote kans dat een groot aantal soorten uit de oorspronkelijke dijkvegetatie terugkeert op het nieuwe talud en op deze wijze behouden blijft. Er bestaat echter ook het risico dat ongewenste soorten vanuit fragmentarische wortelstokken of bijv. oliehoudende zaden explosief tot ontwikkeling kunnen komen. Uiteraard spelen veel factoren een rol in een eventueel succes: de houdbaarheid van zaad in een depot, de tijdsduur en vochthuishouding in het depot, de gronddruk, mate van frezen, depotbeheer enzovoort.
Onderzoek door Fliervoet [1992] laat zien dat bij een spontane ontwikkeling van de vegetatie een dijk in normale omstandigheden in ongeveer dezelfde tijd begroeid raakt als bij inzaaien met een grasmengsel (blz. 48). Voorwaarde hiervoor is wel dat in de gebruikte grond zaden aanwezig moeten zijn die zo een kans krijgen zich te vestigen.
Hij beschrijft de methode (p.44-45) waarbij de oude bovengrond gescheiden van de ondergrond wordt afgegraven (minimaal 30 cm), in depot gezet en hergebruikt. De plaatselijk afgegraven bovengrond moet eerst vanaf de kruin op het nieuwe talud worden teruggezet. Verder naar beneden toe en aan de voet van de dijk kan de nieuw aangevoerde grond worden toegepast.
Fliervoet adviseert ook de afgegraven grond zo kort mogelijk in depot te houden, bij voorkeur moet het binnen één en hetzelfde groeiseizoen worden uitgevoerd. Het verlies aan kiemkracht in de bodem blijft dan zo beperkt mogelijk, waardoor de kans op herstel van de oude waarden een grotere kans krijgt.
Hoe specifieker de laag wordt ontgraven en hergebruikt, hoe groter de kans op succes is. Dus een onderscheid in zode (7 cm) en wortelzone (tot 20-30 cm). Dit loont met name bij specifieke kansrijke vegetaties.
Het tussendepot moet zo worden ingericht dat het behoud van de zadenbank optimaal is en er geen probleemsoorten kunnen ontwikkelen of vestigen. De geroofde toplaag moet daarom kortdurend in tussendepot worden gehouden (terugzetten binnen hetzelfde groeiseizoen) waarbij het depot zodanig wordt onderhouden dat er geen probleemsoorten of invasieve exoten tot ontwikkeling kunnen komen. Denk hierbij aan de volgende mogelijkheden: