Skip to main content

Sterkte soortenrijke grasbekleding

De grasbekleding op dijken moet bestand zijn tegen de belasting die optreedt. De beheerder heeft rekening te houden met de bedreigingen. En hoe sterk moet die grasbekleding zijn?

Het WBI2017 gaat uit van een grasbekleding die wordt gedomineerd door grasblad. Waterkeringbeheerders streven steeds meer naar soortenrijke grasbekleding. Het project Future Dikes heeft onderzocht hoe sterk die soortenrijke bekleding met kruiden is ten opzichte van de 'grasblad' bekleding.

Voor de volledige rapporten, zie Future Dikes: onderzoek naar dijken van de toekomst | Radboud Universiteit

Onderstaand volgen de conclusies met verwijzingen naar de brondocumenten en eventuele pagina's binnen deze Handreiking.

Algemene Conclusies 

  • Uitgaande van een database van duizenden vegetatieopnamen zijn een honderdtal soortenrijke dijkvakken langs de grote rivieren nader onderzocht. Op basis van hun vegetatiekundige kenmerken is een eerste typologie van soortenrijke dijken gemaakt. Soortenrijke dijken hebben een minimum van 30 plantensoorten (op een standaardproefvlak van 25 m2 ) en zijn te herkennen op basis van hun grassen – kruiden verhouding en hun (gesloten) bedekking. Het onderzoek laat zien dat hierbij een totaal aan 30 tot maximaal 60 plantensoorten per 5x5 m2 worden aangetroffen. Met name het aantal kruiden (20 tot 40 soorten), de soortensamenstelling en dominantie van de kruiden kunnen sterk verschillen, terwijl de twaalftal grassoorten relatief constant voorkomen. Hierdoor kunnen soortenrijke dijkbekledingen een heel verschillend aangezicht hebben. Met hun relatief hoge soortenrijkdom én de variatie in samenstelling leveren zij een belangrijke bijdrage aan de biodiversiteit in het rivierengebied. 
  • Op basis van de treksterktemetingen kunnen we stellen dat onderzochte soortenrijke dijkvakken sterke zodes hebben. We hebben relaties van de treksterktes met de bodemsamenstelling (lutumgehalte en organische stof) en ook met de fijne doorworteling kunnen vaststellen. Een bedekking kruiden rond de 50% geeft de beste doorworteling en we kennen de plantensoorten die hiermee het sterkst zijn gecorreleerd. Deze relaties kunnen als target dienen bij het ontwerp (toplaagsamenstelling; bodemverdichting), het samenstellen van geschikte inzaaimengsels (Thema 2), en het ontwikkelbeheer in de eerste jaren na aanleg (Fase 2). Concrete voorstellen worden later geformuleerd voor opname in de Basisspecificatie Dijken en de Handreiking Grasbekleding. 
  • De relaties tussen bodem, vegetatie en treksterkte geven ook een ‘benchmark’ waarop omvormbeheer zich kan richten. In een kansenscan kan op basis van bodem- en vegetatie-eigenschappen van een soortenarm dijkvak de kansrijkheid worden ingeschat op een soortenrijke vegetatie. Kansenscan en omvormbeheer staan gepland voor Fase 2 van het Future Dikes project

Samenvattende conclusies voor soortenrijke grasbekledingen

  1. Binnen het brede scala van soortenrijke dijken dat is onderzocht wordt een hogere soortenrijkdom voornamelijk bepaald door een hoger aantal kruiden terwijl het aantal grassoorten relatief stabiel is. 
  2. Een hogere soortenrijkdom, met name meer soorten kruiden, zorgt voor een betere, voornamelijk fijne, doorworteling van de bodem. 
  3. De relatie van de kruiden met de doorworteling is afhankelijk van hun dichtheid. Tot een kruidenbedekking van 50% neemt de doorworteling toe met de kruidenbedekking, boven 50% kruidenbedekking neemt de doorworteling geleidelijk af. Een kruidenbedekking rond de 50% levert de hoogste worteldichtheid op. 
  4. De bodemeigenschappen van de onderzochte soortenrijke dijkvakken die bepalend zijn voor de treksterkte zijn het lutumgehalte en de waterretentiecapaciteit, welke, naast het lutumgehalte, sterk afhangt van de verdichtingsgraad en het organische stofgehalte. 
  5. De treksterkte is tevens gekoppeld aan de doorworteling, met name de dichtheid van de fijne wortels in de ondiepe (0-10 cm) bodemlagen. Grove doorworteling speelt geen significante rol in de hier gemeten treksterkte. 
  6. Soortenrijke grasbekledingen zijn het sterkst als ze een groot aantal kruiden bevatten met een significante invloed op de fijne doorworteling, terwijl ze niet in een hoge bedekking voorkomen. Deze bekledingen treffen we aan op bodems waarbij gehaltes aan lutum en organische stof zodanig zijn dat waterretentiecapaciteit en fijne doorworteling worden bevorderd.”

(Liebrand e.a., 2024, rapport thema 1, p. 8-9)

De kritische frontsnelheid Uc van soortenrijke grasbekleding "ligt tussen de reguliere grasbekleding ‘gesloten zode’ en ‘open zode’ in. Voor (rivier)dijken waar overloop dominant is ten opzichte van erosie door golfoverslag, zal dit voor de benodigde kruinhoogte weinig uitmaken. Voor (zee- en meer)dijken waar erosie door golfoverslag dominant is zal dit wel uitmaken in kruinhoogte." (Van Hoven&Van der Meijden, 2024, p.4)