Voor het beheren van de vegetatie maakt de beheerder keuzes. Want: veiligheid en biodiversiteit kunnen mooi samengaan en soms strijdig zijn.
Het hoofddoel van dijken is het bieden van veiligheid tegen overstromingen. Het onderhoud van de dijk noemen we daarom risico gestuurd onderhoud. Alles wat een beheerder ziet op de dijk, beoordeelt hij op het risico voor de veiligheid.
Er gelden voor het beheer van grasbekleding op dijken twee landelijke kaders die de beheerder móét volgen.
Het Wettelijk Beoordelings-Instrumentarium (WBI 2017).
Dit is een soort APK-keuring van dijken. Elke 12 jaar wordt gerekend met o.a. de erosiebestendigheid van het talud. De grasbekleding moet voor een goedkeuring meestal de kwaliteit ‘gesloten’ of ‘open’ hebben. Deze kwaliteit hangt af van de bedekking met grasblad , de plantafstand, de doorworteling van de zode, het reliëf en eventuele gaten. In bepaalde gevallen kan de beheerder die eis loslaten. De derde en slechtste kwaliteit heet ‘fragmentarisch’. Die heeft geen erosiebestendigheid.
Dit is een kwaliteitscatalogus met foto’s die een inspecteur gebruikt bij zijn dagelijkse inspectierondes. In dat beeldenboek staan alle schades opgesomd die hij kan tegenkomen in de grasbekleding. Met daarbij een kwaliteitsniveau in vier schalen. Denk aan graverij door dieren, scheuren, vervormingen, maar ook onkruid groot (o.a. Japanse duizendknoop en Reuzenberenklauw) en onkruid klein (o.a. Akkerdistel en Brandnetel). Meer daarover op de pagina schadebeelden.
Hoe werkt de beheerkeuze in de praktijk?
Het WBI schrijft een gesloten bekleding voor zonder haarden van Brandnetel of Akkerdistel. De Digigids bepaalt ook dat Brandnetel en Akkerdistel in beginsel een risico vormen voor de dijk.
Bij het beheer en biodiversiteit is dus de vraag: is de soort een kans of bedreiging?
Brandnetels en distels zijn planten die veel waarde hebben voor insecten: ze zijn waardplant. Dat wil zeggen: insecten vinden op die plant wat ze nodig hebben om te kunnen groeien of voortplanten. Deze soorten zijn dus waardevol voor de natuur en bieden een kans voor biodiversiteit.
Maar deze soorten kunnen dus volgens het WBI en de Digigids een bedreiging vormen voor de erosiebestendigheid. Ze kunnen zich flink uitbreiden onder bepaalde omstandigheden, en daarmee verdringen ze het gras en andere soorten. Genoemde planten hebben bij grote haarden ongunstige wortels voor de erosiebestendigheid van de dijk. De zode wordt dan ‘fragmentarisch’ en de dijk gevoelig voor erosie.
Het waterschap moet ook hier weer keuzes maken. Wanneer mag een plant of pol doorgroeien, wanneer moet die worden gemaaid? Alles weghalen is niet nodig. Brandnetels en akkerdistels zijn bij lage aantallen aanvaardbaar. Maar toename van deze soorten is uiteindelijk ontoelaatbaar.
De meeste plantensoorten vormen echter helemaal geen bedreiging. Ze dragen bij aan de sterkte van de dijk en zijn bovendien goed voor insecten. Die soorten zitten in de hoek met kansen.