Skip to main content

De grasbekleding op dijken draagt bij aan veilige dijken. De vraag daarbij is hoe de biodiversiteit van die graslanden kunnen worden bewaard. Of hoe die kan worden vergoot binnen de doelstelling van veilige dijken.

De waterkeringbeheerder maakt keuzes waarbij de volgende uitgangspunten leidend zouden moeten zijn.

  1. De beheerder stuurt op het lange termijnresultaat waarbij dijkveiligheid centraal staat;
  2. streeft naar een kruidenrijke dijkbegroeiing die erosiebestendigheid waarborgt (soortenrijke dijken);
  3. en wil daarbinnen ook zoveel mogelijk ruimte bieden aan daarbij horende ongewervelden (insecten) met bloembezoekers als belangrijkste gidssoorten.

Kern bij het beheer is dat dit gebeurt op basis van goed beheerplan en dat de werkzaamheden gebeuren met een vast ritme in ruimte en tijd. Verandert het beheerritme voortdurend tussen vroeg en laat maaien, dan ontstaan er steeds nieuwe omstandigheden. De begroeiing krijgt dan geen tijd zich aan te passen. Er zijn maar weinig soorten die daar tegen bestand zijn en een middelmatige plantengemeenschap blijft over. Over het algemeen geldt dat naarmate je deze continuïteit langer handhaaft, de levensgemeenschappen zicht beter kunnen ontwikkelen. Hierdoor neemt de soortenrijkdom toe. [Boer&Schils, 2011]. Het principe van een vast maaitijdstip is natuurlijk ook afhankelijk van de groeiomstandigheden (temperatuur en vocht) die per jaar verschillen. Inspelen op de ontwikkeling van de vegetatie is vereist.ort Hoogervorst 2020 Applicatie Dijkgras)