Skip to main content

Veel beheerders kiezen bij beheervormen overwegend voor het maaien en afvoeren. In beginsel maait het waterschap de dijken in twee maairondes of maaibeurten. De eerste vóór de zomer, de tweede erna.

Voor de zomer

Maaien voor de zomer kan op verschillende tijdstippen. Voor de vegetatie is dat het beste nadat de planten hebben gebloeid en zaad gezet. Elke soort heeft natuurlijk een eigen bloeiperiode. Daarbij komt dat bepaalde planten het vermogen hebben om na een maaibeurt tot een (tweede) bloei en zaadzetting te komen, andere niet. Voor bepaalde soorten is maaien voor of tijdens de bloei een probleem, voor andere niet. Ook wanneer de plant zich via wortels of plantendelen verspreidt, hoeft maaien tijdens de bloei geen direct probleem te zijn.

Als beheerder kun je echter ook dankbaar gebruik maken van een tijdstip dat ongunstig is voor het voorbestaan van de plant. Wanneer je een probleemsoort wil bestrijden, kun je bewust op een tijdstip maaien dat de plant uitput of dat zaadzetting wordt voorkomen.

Door dit principe kunnen beheerders enigszins sturen in de verhouding grassen-kruiden. Eenvoudig gezegd: maaien in april/mei is nadelig voor de grassen. Bovendien heeft het maaien op dit tijdstip een sterker verschralend effect. De meeste grassen staan immers in deze periode in bloei, is nog groen en bevatten nog alle voedingsstoffen. Door te maaien en het groene maaisel direct af te voeren, zullen er minder graszaden achterblijven. En worden veel voedingsstoffen afgevoerd. Hiermee vermindert de concurrentie met kruiden die doorgaans later bloeien. Ook krijgen de kruiden meer ruimte, zon en vocht voor de ontwikkeling. Dit biedt twee kansen. Ten eerste dat de kruiden in de vroege zomer optimaal tot ontwikkeling komen. Ten tweede dat er in juni/juli meer bloeiende soorten zijn. Een pilotstudie op dijken bevestigt dit effect (Raemakers & Faasen, 2021). Overigens is het zo dat ook op een grastalud veel verschillende grassoorten kunnen groeien, bepaalde dijken herbergen alleen al zo’n 30 grassoorten. Dat draagt bij aan biodiversiteit.

In een aantal gevallen is er op een dijk sprake van één zijde met meer grassen en één zijde met meer kruiden. Dit komt vooral door de temperatuurverschillen op zuid- en noordtaluds, en een verschillend kleigehalte op buiten- en binnentalud. Het maaibeheer kan met deze verschillende vegetatietypen rekening houden.

Na de zomer

Bij de maaibeurt na de zomer spelen deze verschillen een minder belangrijke rol. Maar dan streven beheerders vanuit het oogpunt van veiligheid om een optimale graslengte voor de winter (zie onderstaand). De dijkbeheerder moet het goede maaitijdstip kiezen, rekening houdend met eventuele nagroei. Ook heeft hij na de zomer te maken met een doorgaans natter talud, wat het maaien en afvoeren bemoeilijkt. Daardoor ontstaat een grotere kans op schades. Hij kan er binnen bepaalde situaties voor kiezen delen van het gewas te laten staan. Of langer gewas in de winter te accepteren. Maar in principe gaan de dijken gemaaid de winter in.

Één of geen maaibeurt

Bepaalde dijkpercelen bevatten zo weinig voeding in de bodem dat het gras daar niet hard groeit. We kunnen dan volstaan met één maaibeurt in augustus-september.

Waterschap Rijn en IJssel heeft ervaring opgedaan met het overslaan van maaibeurten. Daarbij bleek het gras dat niet wordt gemaaid en afgevoerd, kan leiden tot een dikkere strooisellaag. Dat is het laagje met verterende plantenresten direct op de grond.  Dat laagje leidde weer tot een hoger vochtgehalte in de zode. Daardoor nam de kans op schuivende tractoren en schades toe.

Soms is er steenbekleding aanwezig waar vegetatie in de winter kan blijven staan. Toch maaien beheerders soms ook de steenbekleding elk jaar: er mogen geen houtachtigen gaan groeien, zoals wilgen of essen.

Gefaseerd maaien

Traditioneel maait de waterkeringbeheerder na 15 juni de eerste ronde en in september de tweede ronde. Maar de eerste ronde kan in twee aparte fasen. De eerste fase begint mei en de tweede fase ca. 6 weken later maar voor 15 juli. Daardoor spreiden de bloeitijden zich en is er voor insecten altijd staand gewas in de buurt. Bijkomend voordeel is dat sommige aannemers het prettig vinden eerder te kunnen beginnen. De machines zijn gespreid in te zetten, maaisel komt beter gespreid op de verwerkingsmarkt en vroeg maaisel heeft doorgaans een hogere voedingswaarde. Dit sluit aan bij het streven naar duurzaamheid. Ook is het gunstig voor de kringloop van materialen en economie.  Verderop gaan we dieper in op gefaseerd maaien.

Grasbekleding met dominantie grassen
Dominantie gras
Grote kaardenbol met hommel (EurECO)
Kruidenrijk met Veldsalie