In Nederland leven ongeveer 365 wilde bijensoorten. Volgens onderzoek van Swinkels e.a. was er binnen Nederland nog weinig gekeken naar de waarde die dijken hebben voor insecten. Hij ging op dijken bijen tellen en ontdekte verspreid over enkele locaties 79 bijensoorten. Een andere studie telde 68 soorten. Waaronder bijzondere soorten, 14 Rode Lijstsoorten, zoals de Knautiabij. Ook de Weidebij en de daarop parasiterende Bonte wespbij vermeldt die studie als noemenswaardig. [Swinkels, Liebrand, Van Rooijen, Visser, & De Kroon, 2020; Raemakers & Faasen, 2021]. Ook onderzoek van Slikboer&Godijn [2023] bevestigen het belang van de habitat op dijken voor insecten.
Mede dankzij het stabiele dijkbeheer zijn deze soorten en leefgemeenschap aanwezig. De soortenrijkdom en de Rode Lijstsoorten laten zien dat het gevoerde dijkbeheer niet per definitie slecht beheer voor insecten hoeft te zijn. Sterker nog: door het maaien en afvoeren van gewas is er veelal sprake van verschraling. Daardoor neemt de kans op soortenrijkdom en bloemrijkdom toe. En Swinkels e.a. toonden aan dat er bij bijen een direct verband bestaat tussen de bloemenrijkdom en de aantallen van de algemenere bijensoorten. Op bloemarme dijken komen grotendeels dezelfde soorten voor, maar met minder exemplaren, waardoor het voortbestaan kwetsbaarder is.
Is het gebruikelijke maaibeheer dus optimaal voor insecten? Nee, wat Raemakers en Faasen ook al opmerken in hun onderzoek. Dat maaien grote schade aan insecten kan toebrengen, is aangetoond. Een eenvoudige maatregel, zoals het hoger afstellen van een maaibalk, kan minder schade opleveren aan vegetatie bewonende insecten. [Tijsma, Odé, Dijkhuis, & Stip, 2020; De Jong & Spijker, 2017] . Daar staat tegenover dat een hoger afgestelde maaibalk ten gunste van de insecten op termijn kan leiden tot veranderende leefomstandigheden. Denk daarbij aan snellere hergroei van vegetatie na het maaien. Of schaduw op het maaiveld, hierdoor minder zonlicht op de bodem, minder opwarming en hogere vochtigheidsgraad van de bodem. Door dit wijzigende microklimaat veranderen ook de concurrentieverhoudingen tussen plantensoorten en kan een andere vegetatiesamenstelling ontstaan. Met de daarbij horende insecten.
De waterkeringbeheerder moet steeds een beheerkeuze maken. Hoe gaat hij om met directe schade (insecten sneuvelen bij het maaien) en het risico van indirecte schade (typische dijkgemeenschappen nemen af)? Hierbij speelt uiteraard de algemeenheid of uniekheid van de gemeenschap een rol.
Bepaalde insecten zijn aan te wijzen als voorbeeldsoorten voor de hele biodiversiteit en daarvoor kan de beheerder bekijken in hoeverre het beheer is te verbeteren. Het gaat om maatregelen waarbij een grote diversiteit aan planten samengaat met een grote diversiteit aan ongewervelden (insecten). Op basis van de huidige kennis kom je dan bij gefaseerd beheer uit.